Thema 1 taak 2 les 2

Thema 1 taak 2 les 2
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Thema 1 taak 2 les 2

Slide 1 - Diapositive

Doel + les
Leerstofoverzicht :

belangrijke begrippen;
verkennend lezen;
een recensie lezen en begrijpen;
informatie vragen in een zakelijke e-mail;
aantekeningen maken;
een recensie schrijven.

Slide 2 - Diapositive

de belangrijke begrippen:

*aantekeningen maken
*onderwerp
*ontvanger
*recensie
*schrijfdoel
*steekwoorden
*tekstsoort



*titel
*tussenkopje
*verkennend lezen
*voorspellen
*zakelijke e-mail

Slide 3 - Diapositive

Vorige les
Thema 1, vrije tijd
Verkennend lezen (onderwerp bepalen, tekstsoort, tekstdoel)
recensie lezen 


Slide 4 - Diapositive

Hoe herken je een recensie

Titel waaruit iemands mening blijkt
Beschrijving van wat iemand heeft meegemaakt
Mening aan de hand van plus en minpunten
Beoordeling met bijvoorbeeld cijfer of sterren

Slide 5 - Diapositive

Ga naar blz 42
Weet je nog? Jij gaat met vrienden naar Antwerpen. 
Jij moet de reis organiseren.
Je hebt 4 recensies gelezen.
Je hebt de wensen van je vrienden onderzocht.

Slide 6 - Diapositive

Welke activiteit heb je gekozen en waarom?

Slide 7 - Question ouverte

Wat leer ik vandaag?
Aan het einde van de les kan ik informatie vragen in een zakelijke mail.

Slide 8 - Diapositive

De zakelijke brief/e-mail voorbereiden
Voordat je een zakelijke brief/e-mail schrijft, bereid je de inhoud voor aan de hand van een aantal vragen:






De zakelijke brief/e-mail
  • Aan wie schrijf je je brief/e-mail?
  • Wat wil je bereiken met je brief/e-mail?
  • Welke informatie moet je geven om je boodschap over te brengen?

Slide 9 - Diapositive

Voorbereiden
  • Bedenk wat je schrijfdoel is.
  • Moet je bijvoorbeeld informatie geven of vragen, of moet je de ontvanger ergens vanovertuigen?
  • Bedenk wie de ontvanger is en welke aanspreekvorm je moet gebruiken.
  • Ken je de persoon aan wie je schrijft niet of niet goed? Gebruik dan ‘u’. Ken je de persoon aan wie je schrijft goed? Gebruik dan ‘jij’, ‘je’ of ‘jullie’.
  • Bedenk welke informatie je de ontvanger moet geven of vragen om je doel te bereiken.
  • Schrijf deze informatie voor jezelf op voordat je de e-mail schrijft.


Slide 10 - Diapositive

Wat ga ik doen?
Blz 42 in je boek
Maak opdracht 2a
2B. LEES DE SITUATIE
maak 2c 
Laat het nakijken door je klasgenoot
Schrijf de mail en stuur hem naar je docent

Slide 11 - Diapositive