§5 Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord (L1)

Nederlands 
Dinsdag 10 oktober
3e lesuur 09.45-10.30
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Nederlands 
Dinsdag 10 oktober
3e lesuur 09.45-10.30

Slide 1 - Diapositive

Planning
1. Lezen
2. Nabespreken
3. Uitleg 
4. Aan de slag! 
5. Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Hoe zit je er op dit moment bij?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Sondage

Lezen
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Nabespreken
Voegwoorden herkennen

Slide 5 - Diapositive

Lesdoel

Slide 6 - Diapositive

Nakijken

Slide 7 - Diapositive

Nakijken

Slide 8 - Diapositive

Nakijken

Slide 9 - Diapositive

Nakijken

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Wat is een persoonlijk 
voornaamwoord?

Slide 13 - Diapositive

Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.

Slide 14 - Diapositive

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.

Slide 15 - Diapositive

bezittelijk voornaamwoord
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?


mijn
onze/ons
jouw
jullie
zijn
hun
haar
uw
zijn

Slide 16 - Diapositive

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij hem

Slide 17 - Quiz

Weet je nog wat persoonlijke voornaamwoorden zijn? Zoek het persoonlijk voornaamwoord.
A
hem
B
ik
C
haar
D
mijn

Slide 18 - Quiz

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 19 - Quiz

Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar

Slide 21 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord
A
hij
B
die
C
welke
D
hem

Slide 22 - Quiz

Ik heb ze van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze

Slide 23 - Quiz

Haar is altijd een persoonlijk voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord
Geen persoonlijk voornaamwoord
Het boek is van mij
Mijn speelgoed
Hun tassen
Ik schrijf hun een brief
Jouw zus
De hond is van jou

Slide 25 - Question de remorquage

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 26 - Question de remorquage

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Jouw
Jullie
Uw
Wij
Hun
Ik

Slide 27 - Question de remorquage

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
jullie
me
je
haar
hij
uw
ons
ze
hun
zijn
jouw
hem

Slide 28 - Question de remorquage

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Deze
Hij
Zijn
Dat
Het
Hun
Mijn
Die

Slide 29 - Question de remorquage

Grammatica woordoorten
persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)
bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.) 

Slide 30 - Diapositive

bezittelijk voornaamwoord
Doet
jullie
computer
ook
zo
raar?
Hun
auto
is
duurder

Slide 31 - Question de remorquage

Zijn de onderstaande woordjes persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?
Sleep elk woord hieronder naar het goede antwoord.

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
hen
ik
jij
jou
jouw
mijn
onze
wij
uw
zijn

Slide 32 - Question de remorquage

Huiswerk voor morgen 
11-10-'23

Maken: Blz. 210 en 211  
Opdr. 1,2 en 3. 

Slide 33 - Diapositive

Aan de slag met: 
Opdr. 1,2 en 3 op blz. 210 en 211

Slide 34 - Diapositive