Poëzie introductieles

vrijdag 23 september 
s.o grammatica (blz. 28 t/m 31)
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

vrijdag 23 september 
s.o grammatica (blz. 28 t/m 31)

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je tot nu toe over poëzie?

Slide 3 - Carte mentale

Luister en kijk naar de vier gedichten. Welk gedicht vind jij het leukste?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Wat wist je nog niet en weet je nu wel na het kijken van het filmpje?

Slide 6 - Carte mentale

Wat houdt eindrijm in?

Slide 7 - Question ouverte

Voor eindrijm zijn er verschillende rijmschema's
Voorbeelden zijn:

Gepaard rijm:  AABB
Gekruist rijm: ABAB
Omarmend rijm: ABBA
Gebroken rijm: ABCB

Slide 8 - Diapositive

In het vormgedicht is de vorm van groot belang voor de inhoud.
De inhoud van dit gedicht wordt door de vorm ervan uitgebeeld.
Dus als ik een gedicht schrijf in de vorm va een giraffe, dan moet het gedicht ook over een giraffe gaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Enjambement
Een enjambement is een ongepaste regelafbreking. 
De 'pauze' in de zin valt dan niet samen met de natuurlijke pauze bij een leesteken (komma, puntkomma of punt)

Bedoeling van de dichter:                                                    Hij keek mij aan met
* speciale nadruk voor een zin(-sdeel)                          grote, natte ogen
* effect: spanningsopbouw                                               Terwijl hij mij probeerde te
* doorbreken van monotoon gedreun                          vergeten in zijn gedachten

Slide 10 - Diapositive

alliteratie

Slide 11 - Diapositive

Probeer dit maar eens zo snel mogelijk te lezen!
De knappe kapper kapt knap, maar de knecht
van de knappe kapper kapt knapper dan de
knappe kapper kappen kan.

Slide 12 - Diapositive

Welke rijmvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 13 - Quiz

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 14 - Quiz

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 15 - Quiz

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 16 - Quiz

Welke rijmschema heeft dit gedicht?
A
AABB
B
ABAB
C
ABBA
D
ABCB

Slide 17 - Quiz

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 18 - Quiz

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 19 - Quiz

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 20 - Quiz

Rijm is een extra muziekaal stukje van taal
Eens
Oneens

Slide 21 - Sondage

Moet een gedicht altijd rijmen?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

In de Middeleeuwen rijmden gedichten omdat niet iedereen pen en papier had en een gedicht op rijm makkelijker te onthouden was.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Huiswerk opdracht 6
  1. -Kies een raar onderwerp
  2. -Maak een woordveld met dat woord in het midden
  3. -Schrijf zoveel mogelijk woorden die bij dat woord horen
  4. -Bedenk en noteer bij elk woord een paar rijmwoorden
  5. -Schrijf een gedicht van minimaal vier regels over je onderwerp. Gebruik een paar van je rijmwoorden.
  6.  - Je moet het rijmschema kunnen benoemen.

Slide 24 - Diapositive