Quiz werkwoordspelling herhaling MP

Quiz werkwoordspelling herhaling MP
Werkwoordspelling - Wat kun je al ?

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Quiz werkwoordspelling herhaling MP
Werkwoordspelling - Wat kun je al ?

Slide 1 - Diapositive

Het voorstel (bieden) vorig jaar een goede oplossing voor het probleem.

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?
A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 2 - Quiz

Het voorstel (bieden) vorig jaar een goede oplossing voor het probleem.


A
biedt
B
boden
C
bood
D
geboden

Slide 3 - Quiz

Nu (oordelen) de jury niet positief.

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?
A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 4 - Quiz

Nu (oordelen) de jury niet positief.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
oordeelt
B
oordeeldt
C
oordeeld
D
oordelen

Slide 5 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd

Slide 6 - Quiz

Engelse werkwoorden

Ik heb jaren als webdesigner (freelancen)
A
gefreelancet
B
gefreelanct
C
gefreelanced
D
gefreelancd

Slide 7 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 8 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 9 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 10 - Quiz

Welk Engels werkwoord is correct gespeld?
A
Hij racet naar huis.
B
Ik downloadt die file wel even voor je?
C
Hij heeft de overwinning geclaimt.
D
Zij flirte met hem.

Slide 11 - Quiz

(Vinden) je leraar het goed dat je nu met je mobiel belt?

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?
A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 12 - Quiz

(Vinden) je leraar het goed dat je nu met je mobiel belt?

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
Vind
B
Vint
C
Vindt
D
Vinden

Slide 13 - Quiz

De hondenpoep (verspreiden) gisternacht een vreselijke geur.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?

A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 14 - Quiz

De hondenpoep (verspreiden) gisternacht een vreselijke geur.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
verspreid
B
verspreide
C
verspreidt
D
verspreidde

Slide 15 - Quiz

Het (gebeuren) nu niet meer.

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?
A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 16 - Quiz

Het (gebeuren) nu niet meer.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd
D
gebeuren

Slide 17 - Quiz

(Worden) je volgende week nog opgenomen in de selectie?

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?
A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 18 - Quiz

(Worden) je volgende week nog opgenomen in de selectie?

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
Werd
B
Word
C
Wordt
D
Worden

Slide 19 - Quiz

Ik ben in 2009 (verhuizen) naar Amsterdam.

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?

A
PV TT
B
VD
C
PV VT
D
INF

Slide 20 - Quiz

Ik ben in 2009 (verhuizen) naar Amsterdam.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
verhuist
B
verhuisdt
C
verhuisd
D
verhuizen

Slide 21 - Quiz

Gisteren (wachten) zijn zusjes niet op hem.

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?

A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 22 - Quiz

Gisteren (wachten) zijn zusjes niet op hem.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
wachte
B
wachten
C
wachtte
D
wachtten

Slide 23 - Quiz

Dat het vaker (gebeuren) is, blijkt uit het rapport.

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?
A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 24 - Quiz

Dat het vaker (gebeuren) is, blijkt uit het rapport.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd
D
gebeuren

Slide 25 - Quiz

(Blijven) er met je vingers vanaf!

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?

A
Gebiedende wijs
B
VD
C
PV VT
D
INF

Slide 26 - Quiz

(Blijven) er met je vingers vanaf!

Hoe spel je deze werkwoordvorm?
A
Blijf
B
Bleef
C
Blijft
D
Blijven

Slide 27 - Quiz

De leerlingen maakten de test (klagen).

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?

A
PV TT
B
onvoltooid deelwoord
C
PV VT
D
VD

Slide 28 - Quiz

De leerlingen maakten de test (klagen).

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
klagen
B
geklagen
C
klagend
D
geklaagd

Slide 29 - Quiz

De herdershond (gehoorzamen) tegenwoordig zijn baasje bijna nooit.

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?

A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 30 - Quiz

De herdershond (gehoorzamen) tegenwoordig zijn baasje bijna nooit.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
gehoorzaamd
B
gehoorzaamde
C
gehoorzaamt
D
gehoorzamen

Slide 31 - Quiz

De schrijfster heeft lang (tobben) over de titel van haar boek.

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?

A
PV TT
B
VD
C
PV VT
D
INF

Slide 32 - Quiz

De schrijfster heeft lang (tobben) over de titel van haar boek.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?

A
getobben
B
getobd
C
getobt
D
getobdt

Slide 33 - Quiz

Het concertkaartje (worden) je morgen toegestuurd.

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?
A
PV TT
B
VD
C
PV VT
D
INF

Slide 34 - Quiz

Het concertkaartje (worden) je morgen toegestuurd.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
word
B
werd
C
wordt
D
worden

Slide 35 - Quiz

Vorig jaar (geloven) mijn vader niet dat dat mogelijk was.

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?

A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 36 - Quiz

Vorig jaar (geloven) mijn vader niet dat dat mogelijk was.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
geloofde
B
geloofd
C
geloofdde
D
geliefde

Slide 37 - Quiz

Zullen we de volgende keer gaan (lopen)?

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?
A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 38 - Quiz

Zullen we de volgende keer gaan (lopen)?

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
lopen
B
gelopen
C
liepen
D
looppen

Slide 39 - Quiz

Na 10 minuten werd de les weer (hervatten).

Welke werkwoordsvorm komt tussen de haakjes?

A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 40 - Quiz

Na 10 minuten werd de les weer (hervatten).

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
hervat
B
hervadt
C
hervad
D
hervatten

Slide 41 - Quiz