Oefenen SE 402

EXAMENTRAINING
ECONOMIE SE 402 hoofdstukken 5,6 en 7.
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

EXAMENTRAINING
ECONOMIE SE 402 hoofdstukken 5,6 en 7.

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat neem je mee naar het examen?
Let op:
Bij meerkeuze vragen maar 1 antwoord goed
Geld twee cijfers achter de komma
Berekeningen altijd opschrijven
Kijk op hoeveel decimaal je moet afronden
Als er om een uitleg wordt gevraagd deze opschrijven 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het bbp van België was € 510 miljard. Een jaar later was dit € 516,1 miljard. Bereken hoeveel procent de economische groei was in België.

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

In 2016 bedraagt de Nederlandse staatsschuld € 466 miljard.
Dat is 66% van het bbp.

Bereken het bbp in dat jaar. Tip! Bepaal eerst voor jezelf hoeveel % het BBP is.

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Martin verdient € 32.900. Zijn woning heeft een WOZ-waarde van € 221.000.
Voor de hypotheek betaalt hij jaarlijks € 3.400 aan rente. Daarnaast geeft hij jaarlijks € 987 aan goede doelen en mag hij ook nog € 560 aan reiskosten aftrekken. Het eigenwoningforfait is 0,75% van de WOZ-waarde.
Bereken voor Martin het belastbaar inkomen in box 1.

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Op het brutoloon van Ayel wordt elke maand € 392 aan loonheffing ingehouden. Daarvan is 72% bestemd voor de premie volksverzekeringen.

Reken uit hoeveel loonbelasting Ayel per maand moet betalen.

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Alice bezit € 18.540 aan spaargeld en € 11.500 aan beleggingen. Het heffingsvrijvermogen is € 25.000 per persoon. Fictief rendement is 1,9% en de belasting is 31%
Bereken het belastbaar vermogen voor Alice.

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Soraya en Wilson hebben € 31.600 aan spaargeld en € 24.800 aan beleggingen. Het heffingsvrij vermogen is € 25.000 per persoon.
Het fictief rendement is 2,6%. De belasting hierover is 30%.

Bereken het bedrag dat Soraya en Wilson in box 3 moeten betalen.

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ahmed is bezig met de inkomstenbelasting. Hij beschikt al over de volgende gegevens. Belasting box 1 € 16.780. Belasting box 3 € 57. Heffingskortingen € 2.943. De loonheffing die Ahmed betaald heeft is € 14.500
Moet Ahmed belasting bijbetalen of krijgt hij terug? Bereken het bedrag.

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maxim heeft een brutoloon van € 2.930 per maand. In mei krijgt hij 8% vakantiegeld.

Bereken het bruto jaarinkomen van Maxim. Rond af op hele euro's.

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Tom heeft alle gegevens verzameld om zijn inkomstenbelasting te kunnen berekenen.
• inkomen € 41.900
• WOZ-waarde woning € 182.000
• hypotheek € 168.000, hypotheekrente 5,1%
• eigenwoningforfait 0,75%
• andere aftrekposten € 1.957
Bereken: het belastbaar inkomen in box 1

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel belasting moet iemand in box 1 betalen met een belastbaar inkomen van € 120.000

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Max heeft een belastbaar inkomen van € 71.000. Hij baalt omdat hij bijna de helft van zijn inkomen moet afstaan aan de Belastingdienst. Laat met een berekening zien dat Max zich vergist.

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor zowel Zwitserland als Oostenrijk is het prijspeil van exportproducten lager dan dat van geïmporteerde producten.
Maak van onderstaande zinnen een economisch juiste tekst door de juiste woorden te kiezen.
Beide landen moeten ......1....... producten exporteren om eenzelfde hoeveelheid producten te kunnen importeren.
Een stijging van de wisselkoers van de Zwitserse Frank (CHF) zou voor Zwitserland kunnen leiden tot
........2........ export van goederen en diensten en ..........3........... import van producten.
A
1. meer 2.minder 3.meer
B
1. minder 2.meer 3.meer
C
1. meer 2.meer 3.minder
D
1. meer 2.minder 3.minder

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat biedt de interne markt aan?
A
Vrij verkeer van goederen en diensten.
B
Belemmeringen bij import en export.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe bereken je de importquota?
NL importeerde in 2020 €453 miljard
NL exporteerde in 2020 €556 miljard
Nationale inkomen 2020 € 299,8 miljard
A
Totale import : nationale inkomen x 100
B
Totale export : nationale inkomen x 100
C
Totale import : totale export x 100

Slide 16 - Quiz

importquota = Totale import : nationale inkomen x 100
nationaal inkomen = inkomen van een land in één jaar:  loon, interest, huur, pacht en winst. Deze posten zijn de beloning voor of de toegevoegde waarde van het gebruik van de productiefactoren. 
nationaal product =  de waarde van alle geproduceerde goederen en diensten. Dit is het binnenlands product, berekend tegen marktprijzen. 
Een Japanse toerist vliegt met KLM naar Nederland.
Is dit voor Nederland import of export van diensten?
A
Export, want wij leveren diensten aan het buitenland
B
Export, want er gaan personen naar het buitenland
C
Import, want het buitenland levert aan ons diensten
D
Import, wat er komen personen naar ons land

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Oostenrijk heeft een handelstekort. Toch heeft het land geen tekort op de betalingsbalans.
Geef een mogelijke verklaring waarom Oostenrijk, ondanks het handelstekort, toch een overschot op de betalingsbalans heeft.

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?
1. Alleen de Europese Unie mag bepalen wat er in Nederland moet gebeuren
2. De grenzen tussen Europese Unie-landen worden streng bewaakt
3. Het Europees Parlement is de regering van de Europese Unie
4. De grenzen tussen de landen van de Europese Unie noem je binnengrenzen

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Globalisering
Voordelen
Nadelen
Meer keuze uit verschillende producten
Milieuproblemen
Ongelijke verdeling welvaart
Meer export

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de juiste woorden in.


 Door de toenemende vrije wereldhandel is er sprake van                                  . Het gevolg hiervan is dat de productie wordt verplaats naar landen die beter en ......................... produceren. Je noemt dat                               
arbeidsverderling. In ons land verdwijnt daardoor vooral                                   arbeid.                
globalisering
internationale
laaggeschoolde
goedkoper

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Globalisering
Internationale
arbeids-
verdeling
Internationale
concurrentie-
positie
Protectie
maatregelen
Ieder land maakt producten waarin het goed is
De toename van wereldwijde contacten en handel
Hoe een land in staat is beter en/of goedkoper te produceren dan andere landen
Maatregelen om de productie en werkgelegenheid in het eigen land te beschermen tegen concurrentie uit andere landen.

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent privatiseren?

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een voordeel van privatiseren?

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De totale inkomsten van de gemeente zijn € 82,1 miljoen.
De gemeente ontvangt € 10.500.000 aan huuropbrengst. Hoeveel procent is dit van de totale inkomsten van de gemeente?

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Een groot deel van de gemeentelijke inkomsten is afkomstig van het Rijk,
maar waar haalt de gemeente nog meer inkomsten vandaan?
Noem drie voorbeelden.

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk nogmaals de bron met inkomsten van de gemeente Bladel. In het overzicht ontbreken de belangrijkste inkomsten van een gemeente.

Welke inkomsten zijn dat?

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

In het overzicht bij deze vraag staan zes inkomsten van de overheid. Ze horen voor een deel bij de gemeenten en voor een ander deel bij het Rijk.

Welke inkomsten in dit rijtje zijn inkomsten van gemeenten? Schrijf de nummers op.

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

1) Rikas leest dat de overheid de inkomensverdeling kan beïnvloeden, bijvoorbeeld door het verstrekken van toeslagen. Deze toeslagen kunnen de inkomensverschillen vergroten of verkleinen. → Maak van onderstaande zinnen een economisch juiste tekst door de juiste woorden te kiezen.
Hoge inkomens profiteren in verhouding minder van de toeslagen dan de lage inkomens. De inkomensverdeling wordt door de toeslagen …(1)… (meer / minder) gelijkmatig. Dat noemen we in de economie …(2)… (denivellering / nivellering) van inkomens.

1
2
meer
denivellering
minder
nivellering

Slide 29 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

In ons land heb je de centrale overheid (het rijk) en lagere overheden.
Noem de drie lagere overheden.

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Stelsel van Sociale Zekerheid
Sociale Verzekeringen
Sociale Voorzieningen
Volksverzekeringen
Werknemersverzekeringen

Slide 31 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions