2.4 Verbrandingsreacties

2.4 Verbrandingsreacties
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

2.4 Verbrandingsreacties

Slide 1 - Diapositive

Programma
-Formatieve check
10 min
-Oefeningen nakijken
10 min
-Verbrandingsreacties
30 min
-Aantoningsreacties
10 min
-Oefenen
20 min

Slide 2 - Diapositive

Formatieve check
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:
Checks voor 2.4 Verbrandingsreacties

De laatste slide sla je voor nu over, deze is voor het einde van de les!

Slide 3 - Diapositive

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt uitleggen wat een verbrandingsreactie is.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen een volledige en een onvolledige verbranding en kent de gevaren van onvolledige verbranding.
  • Je kunt uitleggen hoe je de aanwezigheid van waterstof, zuurstof, koolstofdioxide en water kunt aantonen.
  • Je kent de drie voorwaarden voor verbranding en brengt deze in verband met blusmethoden.

Slide 5 - Diapositive

Benodigdheden verbranding
Als je iets in brand wil steken/wilt verbranden, dan heb je altijd 3 dingen nodig:
  • Een brandstof
  • Zuurstof
  • Een ontbrandingstemperatuur

Slide 6 - Diapositive

Als je een brandend kaarsje opsluit in een potje, dan gaat het kaarsje uit. Welke benodigdheid mist hier dan?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Ontbrandingstemperatuur

Slide 7 - Quiz

Als je bij een gasbrander de gaskraan uitzet, dan gaat het vuur uit. Welke benodigdheid mist hier?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Ontbrandingstemperatuur

Slide 8 - Quiz

Als je de gaskraan aanzet, dan ontstaat er niet automatisch een vlam, waardoor komt dit?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Ontbrandingstemperatuur

Slide 9 - Quiz

Wat is een verbrandingsreactie?
Verbrandingsreactie is een speciale soort reactie.
Bij een verbranding is er namelijk altijd zuurstof nodig.

Bij een verbrandingsreactie zijn de beginstoffen altijd:
  • een brandstof
  • zuurstof

De brandstof kan van alles zijn: hout, methaan,
benzine, alcohol.

Slide 10 - Diapositive

Verbrandingsproducten
Bij een verbranding zijn er ook reactieproducten, deze noemen we verbrandingsproducten.
Bij een verbranding zijn de reactieproducten heel vaak:
  • water (l)
  • koolstofdioxide (g)

Voorbeeld:
methaan (g) + zuurstof (g) → water (l) + koolstofdioxide (g)
CH₄ (g) + 2 O₂ (g)→ 2 H₂O (l) + CO₂ (g)

Slide 11 - Diapositive

Verbrandingsproducten
Waarom zijn bij een verbrandingsreactie de reactieproducten vaak:
  • water (l)
  • koolstofdioxide (g)

Dit komt omdat de brandstof vaak waterstof (H) en koolstof (C) bevat:
Waterstof (H₂) + zuurstof (O₂) = water (H₂O)
Koolstof (C) + zuurstof (O₂) = koolstofdioxide (CO₂)


Slide 12 - Diapositive

Geef de kloppende reactievergelijking voor de volledige verbranding van ethanol (C₂H₆O).

Slide 13 - Question ouverte

Stel, een brandstof bevat geen koolstof (C) maar wel zwavel (S), ontstaat er dan koolstofdioxide (CO₂)?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Verbrandingsproducten
Stel, een brandstof bevat geen koolstof (C) maar wel zwavel (S), ontstaat er dan koolstofdioxide (CO₂)?


Er ontstaat geen CO₂ wel SO₂.

Slide 15 - Diapositive

Verbrandingsproducten
Een verbinding met zuurstof noem je een oxide.

Niet alleen zwavel, koolstof en waterstof kunnen reageren met zuurstof.
Metalen en andere elementen ook!
Metalen + zuurstof = metaaloxide

Slide 16 - Diapositive

Volledige verbranding
2 soorten verbrandingen:
  • Volledige verbranding
  • Onvolledige verbranding


Slide 17 - Diapositive

Volledige verbranding
Bij een volledige verbranding is er meer dan genoeg zuurstof aanwezig.
Hierdoor ontstaan de standaard verbrandingsproducten:
  • H₂O
  • CO₂
  • SO₂
  • NO₂

Slide 18 - Diapositive

Onvolledige verbranding
Bij een onvolledige verbranding is er niet genoeg zuurstof aanwezig.
Hierdoor ontstaan andere verbrandingsproducten:
  • H₂O
  • CO
  • SO
  • NO
  • C (soms)

Slide 19 - Diapositive

Geef de reactievergelijking voor de onvolledige verbranding van ethaan (C₂H₆). Hierbij ontstaat onder andere koolstofmonoxide (CO).

Slide 20 - Question ouverte

Branden blussen
Een brand kan je op 2 manieren blussen:
  • Door de zuurstoftoevoer af te sluiten.
  • Door de temperatuur te verlagen.

Slide 21 - Diapositive

Wat is een verbrandingsreactie?
Verbrandingsreactie is een speciale soort reactie.
Bij een verbranding is er namelijk altijd zuurstof nodig.

Bij een verbrandingsreactie zijn de beginstoffen altijd:
  • een brandstof
  • zuurstof

De brandstof kan van alles zijn: hout, methaan,
benzine, alcohol.

Slide 22 - Diapositive

Verbrandingsproducten
Bij een verbranding zijn er ook reactieproducten, deze noemen we verbrandingsproducten.
Bij een verbranding zijn de reactieproducten heel vaak:
  • water (l)
  • koolstofdioxide (g)

Voorbeeld:
methaan (g) + zuurstof (g) → water (l) + koolstofdioxide (g)
CH₄ (g) + 2 O₂ (g)→ 2 H₂O (l) + CO₂ (g)

Slide 23 - Diapositive

Verbrandingsproducten
Waarom zijn bij een verbrandingsreactie de reactieproducten vaak:
  • water (l)
  • koolstofdioxide (g)

Dit komt omdat de brandstof vaak waterstof (H) en koolstof (C) bevat:
Waterstof (H₂) + zuurstof (O₂) = water (H₂O)
Koolstof (C) + zuurstof (O₂) = koolstofdioxide (CO₂)


Slide 24 - Diapositive

Geef de kloppende reactievergelijking voor de volledige verbranding van ethanol (C₂H₆O).

Slide 25 - Question ouverte

Stel, een brandstof bevat geen koolstof (C) maar wel zwavel (S), ontstaat er dan koolstofdioxide (CO₂)?
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quiz

Verbrandingsproducten
Stel, een brandstof bevat geen koolstof (C) maar wel zwavel (S), ontstaat er dan koolstofdioxide (CO₂)?


Er ontstaat geen CO₂ wel SO₂.

Slide 27 - Diapositive

Verbrandingsproducten
Een verbinding met zuurstof noem je een oxide.

Niet alleen zwavel, koolstof en waterstof kunnen reageren met zuurstof.
Metalen en andere elementen ook!
Metalen + zuurstof = metaaloxide

Slide 28 - Diapositive

Aantoningsreactie
Van sommige reacties is het moeilijk te zien of ze gewerkt hebben.

Daarom zijn er aantoningsreacties

Aantoningsreactie = reactie die aantoont dat een bepaalde stof aanwezig is.

Slide 29 - Diapositive

Aantoningsreacties
2 goede aantoningsreacties zijn te zien bij het toestel van Hofmann.

Het toestel van Hofmann ontleedt water tot waterstofgas en zuurstof, door middel van elektrolyse.

Waterstofgas en zuurstofgas zijn niet zichtbaar, dus gebruiken we aantoningsreacties.


Slide 30 - Diapositive

Reagentia
Van sommige stoffen is het moeilijk te zien of ze aanwezig zijn, daarom zijn er reagens.
  • Reagens = Een stof die zichtbaar reageert met een andere stof, waardoor je de aanwezigheid van die andere stof kunt aantonen.
  • Een reagens is selectief, oftewel het reageert maar met 1 stof. Waarom?
  • Wanneer je een reagens gebruikt om een stof aan te tonen, noem je het een aantoningsreactie.

Slide 31 - Diapositive

Waterstof kan je aantonen door er een vlam bij te houden.
Je krijgt dan een knal geluid.
Wat is hier de reagens?
Wat neem je waar?

Slide 32 - Question ouverte

Zuurstof kan je aantonen door er een gloeiende
spaander bij te houden. Deze gaat dan feller branden.
Wat is hier de reagens?
Wat neem je waar?

Slide 33 - Question ouverte

Water kan je aantonen door het te mengen met wit
kopersulfaat. Komt water in contact met wit kopersulfaat,
dan verandert het naar een blauwe kleur.
Wat is hier de reagens?
Wat neem je waar?

Slide 34 - Question ouverte

Als koolstofdioxide in contact komt met
helder kalkwater, wordt het kalkwater troebel.
Wat is hier de reagens?
Wat neem je waar?

Slide 35 - Question ouverte

Samengevat

Slide 36 - Diapositive

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Hoofdstuk 2 Paragraaf 4:
1 t/m 9

Slide 37 - Diapositive

Welke leerdoelen beheers je?
Klik op de link, deze opent weer de check. Vul nu de laatste slide in:

Slide 38 - Diapositive