2BK - Les 2, 10 juni

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Today 
Watch Newsround

British vs. American English

Voorzetsels

Weektaak

Slide 2 - Diapositive

Newsround

The USA
-
What's going on?
What's your opinion?
What can we do?

Slide 3 - Diapositive

British vs. American

Slide 4 - Diapositive

Brits en Amerikaans
67 landen op de wereld hebben Engels als officiele taal.

Al die mensen kunnen elkaar verstaan als ze Engels spreken, maar
ieder land heeft wel zijn eigen uitspraak, en zijn eigen woorden.

Wij gaan nu bezig met woorden die van elkaar verschillen in Amerika en Engeland,

Bijvoorbeeld -->

Slide 5 - Diapositive

Op de volgende slide zie je een aantal bekende voorbeelden

----------->

Slide 6 - Diapositive

British

Lift (lift)
Sweets (snoep)
Autumn (herfst)
Trainers (gympies)
Underground (metro)
Mad (gek)
Film (film)
Colour (kleur)
American

Elevator
Candy
Fall
Sneakers
Subway
Crazy
Movie
Color

Slide 7 - Diapositive

Gebruik voor de volgende opdracht je tekstboek op blz. 85


KGT: Tekstboek blz. 95-96

Slide 8 - Diapositive

Sleep de Amerikaanse en Britse woorden bij elkaar

Links staan de Amerikaanse woorden
Rechts staan de Britse woorden

Slide 9 - Diapositive

Trousers
Sweets
Trainers
Post
Jumper
Film
Lift
Garden
Football
Crisps
Mail
Pants
Sneakers
Soccer
Sweater
Yard
Movie
Fries
Elevator
Candy

Slide 10 - Question de remorquage

Wat is het Amerikaanse woord voor dit? --->

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het Britse woord voor dit? --->

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het Amerikaanse woord voor dit? --->

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het Britse
woord voor dit? --->

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het Amerikaanse woord voor dit? --->

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het Britse woord voor dit? --->

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het Amerikaanse woord voor dit? --->

Slide 17 - Question ouverte

Wat is het Britse woord voor dit? --->

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het Amerikaanse woord voor dit? --->

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het Britse woord voor dit? --->

Slide 20 - Question ouverte

Ken je vooral de Britse woorden of de Amerikaanse woorden?
A
Britse
B
Amerikaanse
C
Beide wel
D
Ik ken ze beide niet echt

Slide 21 - Quiz

Prepostitions with Kiwi

Slide 22 - Diapositive

Voorzetsels van plaats
IN:       Steden, landen, grote gebieden + afgesloten ruimtes (in)

AT:      Huisnummers en gebouwen (op)

ON:    Straatnamen en oppervlaktes (ergens op)

Slide 23 - Diapositive

Doe voor:

Slide 24 - Diapositive

Next to

Slide 25 - Diapositive

Behind

Slide 26 - Diapositive

Between

Slide 27 - Diapositive

In front of

Slide 28 - Diapositive

Close to/Near

Slide 29 - Diapositive

Under

Slide 30 - Diapositive

With

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Weektaak

Slide 34 - Diapositive