Luisteren

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Luistertoets oefenen

o1l

Wat gaan we doen?

Herhalen stof vorige week

Nieuwe theorie 

Samen oefenen

Oefeningen maken

Herhalen vorige week

Wat is het verschil tussen de hoofdgedachte en het onderwerp

Wat is geen feit

1. De aarde is rond
2. Morgen is de voorspelling van het weer goed.
3. De docent weet het beter
4. Rutte is de nieuwe premier van Nederland

Wat is het verschil tussen een mening en een feit?

Een mening is

1. Objectief
2. Subjectief

Nieuwe theorie

tekstsoorten

tekstdoelen

samenhang 

Tekstsoorten en doelen

Informerende teksten:​

Nieuwsbericht, gebruiksaanwijzing, studieboek, uitnodiging, geboortekaartje, recensie​

​Instruerende teksten:​

Recept, stappenplan, bijsluiter​

​

 Overtuigende teksten: ​

Betoog, ingezonden brief, column, toespraak, verkiezingsbijeenkomst​

​

Amuserende teksten: ​

Roman, stripverhaal, gedicht, toneelstuk, songteksten, cabaret

Samenhang binnen gesproken teksten

De introductie:​

Het onderwerp en de spreker(s) worden geintroduceerd. Ook kunnen er aanwijzingen gegeven worden voor wat er in de gesproken tekst behandeld gaat worden.​

​

 Spreekpauze / verandering van beeld:​

- Als er een nieuw tekstdeel begint (vaak bij wisseling van deelonderwerp), houdt een spreker vaak een pauze of het beeld verandert.​

 Signaalwoorden en signaalzinnen​

- Deze geven aan hoe de informatie samenhangt. 

Samenhang binnen gesproken teksten (2)

Nadruk op zinnen en woorden:​

- een spreker kan nadruk leggen op zinnen en woorden om aan te geven dat de informatie belangrijk is.​

​

 Informatie herhalen:​

- een spreker kan belangrijke informatie herhalen. Dat kan in dezelfde woorden, maar ook in andere woorden of in de vorm van een samenvatting.​

Een recept is een:

1. Instruerende tekst
2. Overtuigende tekst
3. Amuserende tekst
4. Informerende tekst

Noem drie dingen waardoor je de samenhang van een gesproken tekst beter begrijpt.

Lees de tekst

Waar denk je dat het fragment over gaat? Beschrijf in 15-20 woorden.

Maak aantekeningen

1. Niet alles letterlijk overschrijven.
2. Schrijf de belangrijkste punten op: gebruik steekwoorden.
3. Stel vragen.
4. Gebruik afkortingen, symbolen, tekeningen, tabellen en diagrammen.
5. Schrijf op een manier die duidelijk is voor jezelf.
6. Probeer de Cornell methode

Cornell-methode

Wat valt je op? Benoem de tekstsoort, het onderwerp, wie er spreekt en wat de rol is van de spreker of sprekers

Nieuw fragment

Luister goed

Maak aantekeningen

Standpunten en argumenten

onderwerp/hoofdgedachte

Wat is het onderwerp?

Wat is de tekstsoort?

Wie is de spreker?

Wat is het standpunt van de spreker? En waar hoor je dat aan?

Extra

8 hulpmiddelen

oefenen extra

Exitticket 1
Stel 1 vraag over iets dat je nog moeilijk vindt.

Exitticket 2
Wat ga je onthouden van de les?

Oefeningen maken

Maak de opdrachten uit de studieplanner