7.1 Licht en kleuren zien (Hfst. Licht) 2HV Les 2

• Nask / Techniek
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

7.1 Licht en kleuren zien (Straling)

Kernwoorden

• Kleurenspectrum
• IR: Infrarood
• UV: Ultraviolet
• Weerkaatsen
• Absorberen

1) Kun je alle soorten straling zien?

Licht is een soort straling die je kunt zien. Licht kun je alleen zien als het in je ogen komt.

De zon, een lamp zorgen voor licht. Maar er wordt ook een straling uitgezonden die je niet kunt zien. Dit heet IR straling. IR staat voor infrarood straling. IR straling wordt ook wel warmte straling genoemd. Denk maar aan warmte lampen (IR lampen) die een fysiotherapeut gebruikt.

Voorbeeld van een warmtelamp ofwel IR lamp.

Bekijk de film in de volgende 2 dia´s!

IR straling is?

1. Infrarode lichtstraling
2. Internationale warmtestraling
3. Interne radioactieve straling
4. Infrarode warmtestraling

4) Kun je alle straling zien?

Ken je het licht wat vaak in discotheken gebruikt wordt? Dat soort licht noemen ze "Blacklights" !

Blacklights zenden UV licht uit. UV licht laat witte kleding blauw opschijnen. Ook de zon schijnt UV licht uit. UV licht laat onze huid bruin...of rood worden. Teveel UV licht op onze huid verhoogt de kans op huidkanker. Teveel in de directe zon is niet gezond en het is verstandig om een goede zonnebrandcreme te gebruiken.

Voorbeeld van Blacklights!

UV straling is?

1. Utramarijne straling
2. Warmte straling
3. Blauwe straling
4. Ultraviolette straling

Wat zijn de gevaren van UV straling. Schrijf deze op!

Schrijf twee voorbeelden op waar IR straling gebruikt wordt?

Hoe merk je dat er UV en IR straling in zonlicht zit?

1. Je huid verkleurt en je voelt de warmte
2. Je huid kan rood worden of wordt bruin
3. Je voelt de warmtestralen en je ziet blauw licht
4. Je huid verkleurt en je zit rood licht

Stelling 1: Licht zie je alleen als het in je oog komt

Stelling 2: UV-straling kan gevaarlijk zijn

1. Beide stellingen zijn fout
2. Beide stellingen zijn goed
3. Stelling 1 is goed en stelling 2 is fout
4. Stelling 1 is fout en stelling 2 is goed

Is een rode tomaat altijd rood of een gele banaan altijd geel?

Voorwerpen kaatsen licht terug, maar alleen de eigen kleur. Daardoor zie je bijvoorbeeld de groene kleur van gras omdat alleen de groene kleur uit het lichtspectrum terugkaatst.

Voorbeeld van terugkaatsing!

Terugkaatsing 

In wit licht zitten alle kleuren van de regenboog. e noemden dat alle kleuren van het lichtspectrum. Alle kleuren samen vormen het witte licht (daglicht). Een tomaat zien wij als rood. Dit komt omdat alle kleuern geabsorbeerd worden met uitzondering van rood. Het rode licht wordt door de tomaat teruggekaatst. Daarom zien wij de tomaat als rood. Voor de banaan geldt hetzelfde alleen nu wordt alleen het gele licht teruggekaatst.

Zoek op! Gebruik een woordenboek of ga googelen! Wat is de betekenis van absorberen?

Zwart Wit

Als we een wit shirt dragen zien we dat shirt ook als wit omdat alle kleuren van het spectrum terug gekaatst worden. En we weten nu dat alle spectrum kleuren samen wit licht geven.

Een zwarte trui daarin tegen absorbeert alle kleuren van het spectrum. Er wordt geen enkele kleur terug gekaatst. We zien dit dan als een zwarte trui.

Dat is raar!?!

Er is iets raars aan de hand. Stel ik loop met een blauwe spijkerbroek onder een rode lamp in een discotheek. Welke kleur heeft de spijkerbroek dan?

Blauwe spijkerbroek onder rood licht! In welke kleur zien we dan de spijkerbroek?

Voorbeelden van terugkaatsing

Hoe ziet een wit t-shirt eruit als je het wordt beschenen door een rode lamp?

1. Wit
2. Oranje
3. Rood
4. zwart

Hoe ziet een blauw t-shirt eruit als het beschenen wordt door een rode lamp?

1. blauw
2. rood
3. zwart
4. paars

Een rode broek zie je bij geel licht?

1. rood
2. geel
3. zwart
4. oranje

Naomi heeft mooie kleding in een kledingwinkel gezien. De winkel is verlicht met mooie, hippe kleuren licht. Welk advies geef jij Naomi voordat ze de kleding koopt? Welk advies geef jij de winkelier, zodat de klanten hun kleding niet te snel komen ruilen?

Vragen maken

Maak in je leerwerkboek de vragen 10 t/m 21  blz. 96 t/m blz. 98