Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Oefentoets
Dit is een oefentoets voor Thema 1
Het zijn 38 vragen
Werk zelfstandig aan de vragen
Slide 1 - Diapositive
Wat is een organisme?
Slide 2 - Question ouverte
Als een organisme groeit, dan verandert de .............. van het organisme
A
Bouw
B
Grootte
C
Kleur
D
Vorm
Slide 3 - Quiz
Levend
Dood
Levenloos
Slide 4 - Question de remorquage
Een wezen dat de levenskenmerken had, maar niet meer heeft.
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos
D
Organisme
Slide 5 - Quiz
Welk levenskenmerk is een voorbeeld van het levenskenmerk 'reageren op prikkels'?
A
Beweging
B
Ademhaling
C
Groeien
D
De bloedsomloop
Slide 6 - Quiz
zaadhuid
poortje
navel
hartje
kiemblad
kiemwortel
zaadlob
Slide 7 - Question de remorquage
Zet op de juiste volgorde
Zaadhuid neemt water op
Worteltje komt naar buiten
Stengel en blaadjes komen naar buiten
Zaadlobben zwellen op, zaadhuid knapt open
Slide 8 - Question de remorquage
Opdracht:
Sleep de gebeurtenissen naar de juiste plek in de levenscyclus.
7
R7
Er is een volwassen tomatenplant ontstaan.
Het kiemplantje wordt groter en krijgt meer bladeren. De zaadlobben verdwijnen.
Een tomatenpitje is een zaad.
Het worteltje groeit de grond in en de zaadlobben komen boven de grond.
Aan de tomatenplant ontstaan bloemen. Uit de bloemen ontstaan tomaten(vruchten) met zaden.
Slide 9 - Question de remorquage
Wat is ontwikkeling?
Slide 10 - Question ouverte
Wat is metamorfose?
Slide 11 - Question ouverte
8d. In de afbeelding zijn drie stadia uit het leven van een koolwitje getekend. In welk van deze stadia eet een koolwitje het meest? En in welk van deze stadia het minst?
A
Een koolwitje eet het meest in stadium 1 en het minst in stadium 2.
B
Een koolwitje eet het meest in stadium 2 en het minst in stadium 3.
C
Een koolwitje eet het meest in stadium 3 en het minst in stadium 1
D
Een koolwitje eet het meest in stadium 3 en het minst in stadium 2.
Slide 12 - Quiz
levens-cyclus van de kikker
inwendige
kieuwen
uitwendige kieuwen
ademen huid en longen
kikkereieren
eet algen
eet insecten
Slide 13 - Question de remorquage
Drie stadia in de ontwikkeling van een koolwitje zijn (in willekeurige volgorde): imago, pop en rups.
In welk van deze stadia kan een koolwitje zich voortplanten?
A
imago
B
pop
C
rups
Slide 14 - Quiz
Marieke leert op school lezen, schrijven en rekenen. Dit is een voorbeeld van....
A
Geestelijke ontwikkeling
B
Lichamelijke ontwikkeling
Slide 15 - Quiz
Wat ontwikkelt je hele leven?
A
Lichamelijke ontwikkelig
B
Geestelijke ontwikkeling
Slide 16 - Quiz
Welke van onderstaande antwoorden zijn voorbeelden van lichamelijke ontwikkelingen
A
leren praten, leren schrijven, veroudering van de huid.
zwaarder worden, meer spieren, verdwijnen van kraakbeen uit bot, leren schrijven.
D
zwaarder worden, meer spieren, verdwijnen van kraakbeen uit bot, veroudering van de huid.
Slide 17 - Quiz
Motorische ontwikkeling
Geestelijke ontwikkeling
Lichamelijke ontwikkeling
Je krijgt borsthaar.
Een elektrische fiets leren besturen.
Rouwen om een overleden huisdier
Verliefd worden
Ongesteld worden
Leren schrijven
Een ruzie leren uitpraten
Groeiende voeten
Slide 18 - Question de remorquage
In welke levensfase leer je zelfstandig worden?
A
baby
B
puber
C
adolescent
D
volwassene
Slide 19 - Quiz
Lezen en schrijven leer je in de levensfase...
A
Baby
B
Peuter
C
Kleuter
D
Schoolkind
Slide 20 - Quiz
Wat is de langste levensfase van de mens?
Slide 21 - Question ouverte
Wat is fotosynthese? .... + .... + .... --> .... + ....
Slide 22 - Question ouverte
Fotosynthese vindt plaats in...
Fotosynthese kan alleen in de bladgroenkorrel plaatsvinden.
A
in alle delen van een plant
B
In bladeren van een plant
C
In alle groene delen van een plant
D
In de wortels van een plant
Slide 23 - Quiz
het deel dat je eet ->
de naam van het voedsel
aardappel
ijsbergsla
prei
graan
appel
afbeelding van het voedsel
stengel
bladeren
zaad
vrucht
wortel
Slide 24 - Question de remorquage
het deel dat je eet ->
de naam van het voedsel
rodekool
spinazie
bloemkool
bleekselderij
pinda
afbeelding van het voedsel
stengel
bladeren
bladeren
zaad
bloem
Slide 25 - Question de remorquage
Noem twee redenen waarom mensen zonder planten niet kunnen leven.
Slide 26 - Question ouverte
Wat voor snavel heeft een scholekster?
Slide 27 - Question ouverte
Wat voor snavel heeft een vogel die vooral insecten eet?
Slide 28 - Question ouverte
Hoe noem je deze snavel? Wat eet deze vogel?
Slide 29 - Question ouverte
In de afbeelding zie je een rafelvis. Pim zegt: Deze vis heeft een gestroomlijnd lichaam.
Peter zegt: Deze vis heeft geen gestroomlijnd lichaam.
A
Pim heeft gelijk
B
Peter heeft gelijk
C
Pim en Peter hebben beide gelijk
D
Geen van beide heeft gelijk
Slide 30 - Quiz
Wat is een gestroomlijnd lichaam?
A
Waslaagje die het lichaam bedekt
B
Verandering van kleur in het lichaam
C
Dit zijn de vinnen van een waterdier
D
Wanneer kop, lijf en staart in elkaar overlopen.
Slide 31 - Quiz
Gaat het om een droge of een vochtige omgeving? Sleep de begrippen en de foto's naar het juiste vak.
Droge omgeving
Vochtige omgeving
Kleine bladeren
Platte bladeren
Weinig wortels
Slide 32 - Question de remorquage
Zijn de stengels van waterplanten stevig?
A
ja
B
nee
Slide 33 - Quiz
Waar groeien de meeste waterplanten en waarom?
A
In de bovenste waterlaag, omdat daar meer licht is
B
In de bovenste waterlaag, omdat daar meer voedingsstoffen zijn
C
In de onderste waterlaag, omdat daar meer licht is
D
In de onderste waterlaag, omdat daar meer voedingsstoffen zijn
Slide 34 - Quiz
Hoe noem je een landzoogdier dat op de hele voetzool loopt?
Slide 35 - Question ouverte
Bekijk de afbeelding. In de afbeelding staat het skelet van een meerkat. Is een meerkat een zoolganger, teenganger of topganger? Leg uit hoe je dit kan zien.
Slide 36 - Question ouverte
Noem een aanpassing bij een dier en een aanpassing bij een plant.
Slide 37 - Question ouverte
Een egel heeft stekels, waar helpen deze stekels bij?
A
Bij voeden
B
Bij verdedigen
C
Bij voortbewegen
D
Bij uitscheiden
Slide 38 - Quiz
Wat is de functie van schutkleuren?
A
Zo zien de dieren er mooier uit
B
Zo zijn de dieren aantrekkelijker voor een partner
C
Zo worden dieren minder snel gezien
D
Zo worden de dieren sneller gezien
Slide 39 - Quiz
De buik van deze waterdieren is wit. Hoe zorgt dat voor een schutkleur?
A
wit lijkt wel zonlicht
B
wit verblind roofdieren zoals de haai
C
wit is de kleur van water
D
wit schijnt blauw op in het water
Slide 40 - Quiz
Motorische ontwikkeling
Geestelijke ontwikkeling
Lichamelijke ontwikkeling
Je krijgt borsthaar.
Een elektrische fiets leren besturen.
Rouwen om een overleden huisdier
Verliefd worden
Ongesteld worden
Leren schrijven
Een ruzie leren uitpraten
Groeiende voeten
Slide 41 - Question de remorquage
Motorische ontwikkeling
Geestelijke ontwikkeling
Lichamelijke ontwikkeling
Je krijgt borsthaar.
Een elektrische fiets leren besturen.
Rouwen om een overleden huisdier
Verliefd worden
Ongesteld worden
Leren schrijven
Een ruzie leren uitpraten
Groeiende voeten
Slide 42 - Question de remorquage
Het einde
Bekijk welke vragen van de toets je minder goed gemaakt hebt.
Welke onderdelen van Thema 1 vindt je nog moeilijk?
Dit kan helpt bij het leren voor de toets.
Klaar?
Werk aan de opdrachten van Thema 1 die je nog niet gemaakt hebt.