NN7 - Grammatica §6 - Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord


Grammatica §6
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

1HAVO (§8) / 1VWO  (§6)
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon


Grammatica §6
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

1HAVO (§8) / 1VWO  (§6)

Slide 1 - Diapositive

Bekijk de volgende zin:

– Maria zegt dat ze binnenkort met haar broer op urban dance gaat.

Slide 2 - Diapositive

Bekijk de volgende zin:

– Maria zegt dat ze binnenkort met haar broer op urban dance gaat.

In deze zin zijn ze en haar voornaamwoorden. Ze wijzen allebei terug naar Maria.
Voornaamwoorden zijn woorden die verwijzen naar personen, dieren of dingen. Er zijn verschillende soorten voornaamwoorden.

Slide 3 - Diapositive

  • Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon, een dier of een ding aan:
    ze gaat op dansles; ik vind dat hij mooi zingt; die hond van u bijt.
     
  • Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: met haar broer; uw tas; onze buren.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Let op: het woord het is persoonlijk voornaamwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort en wel een duidelijke betekenis heeft:
Dit boek is heel spannend, dus ik heb het (= dit boek) in één adem uitgelezen.
Het is vrijwel zeker dat de orkaan Sally veel schade zal veroorzaken.
 
In de laatste zin betekent het woord het ‘dat de orkaan Sally veel schade zal veroorzaken’.
Kijk maar: Dat de orkaan Sally veel schade zal veroorzaken, is vrijwel zeker.

Slide 6 - Diapositive

In het schema zie je dat je, haar, ons, jullie en hun zowel persoonlijk als bezittelijk voornaamwoord kunnen zijn. Je bepaalt de woordsoort door het woord te vervangen.

Slide 7 - Diapositive

  • Een persoonlijk voornaamwoord kun je vervangen door hij of hem.
    Is dat huis van jullie (pers.vnw) duur? → Is dat huis van hem duur?
     
  • Een bezittelijk voornaamwoord kun je vervangen door zijn.
    Hé, daar loopt hun (bez.vnw) hond. → Hé, daar loopt zijn hond.

Slide 8 - Diapositive

Vorige week ben IK met de klas naar het Archeon geweest.
A
pers. vnw
B
bez. vnw

Slide 9 - Quiz

Dat is een themapark over ONZE
geschiedenis.
A
pers. vnw
B
bez. vnw

Slide 10 - Quiz

Een chirurgijn, een middeleeuwse dokter, leidde ONS groepje rond.
A
pers. vnw
B
bez. vnw

Slide 11 - Quiz

HIJ droeg kleren zoals ze
rond 1400 gedragen werden.
A
pers. vnw
B
bez. vnw

Slide 12 - Quiz

Hij droeg kleren zoals ZE
rond 1400 gedragen werden.
A
pers. vnw
B
bez. vnw

Slide 13 - Quiz

Bij de start van de tour stelde hij MIJ
een paar vragen over die tijd.
A
pers. vnw
B
bez. vnw

Slide 14 - Quiz

‘Sta JIJ even voor paal’, zeiden mijn klasgenoten.
A
pers. vnw
B
bez. vnw

Slide 15 - Quiz

‘Sta jij even voor paal’, zeiden MIJN klasgenoten.
A
pers. vnw
B
bez. vnw

Slide 16 - Quiz

Dat ‘voor paal staan’ is volgens HEM
een uitdrukking uit de middeleeuwse rechtspraak.
A
pers. vnw
B
bez. vnw

Slide 17 - Quiz

Misdadigers werden in HUN
stad aan de schandpaal te kijk gezet.
A
pers. vnw
B
bez. vnw

Slide 18 - Quiz

'Vraag HET maar na bij jullie
geschiedenisdocent’, zei hij.
A
pers. vnw
B
bez. vnw

Slide 19 - Quiz

'Vraag het maar na bij JULLIE
geschiedenisdocent’, zei hij.
A
pers. vnw
B
bez. vnw

Slide 20 - Quiz

Ga nu op je laptop naar de digitale opdrachten van Nieuw Nederlands. Kijk bij 'planning' wat ik voor jullie heb klaargezet. 

Slide 21 - Diapositive