2BB2 10 maart

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

WELKOM

3 Kader

Welkom 2BB2

Let op je plek in de klas

 De les start over twee minuten !

- Mobiel in de bak

- Boek en pen op tafel

- Tas van de tafel

Programma van de les

Programma:

• Aanwezigheid
• Taalverzorging nakijken  over verwijswoorden (118,119,120,121)
• Taalverzorging uitleg
• Aan de slag
• 
  

Lesdoel:

-verwijswoorden goed gebruiken

-weten wat tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd is

Allereerst...

Is iedereen aanwezig?

Doel

Je kunt voltooide deelwoorden goed spellen 

(bladzijde 114, 115, 116)

Huiswerk

Nakijken Taalverzorging, spelling, over het voltooid deelwoord Bladzijde 118,119,120, 121

De antwoorden worden uitgedeeld

Uitleg

Taalverzorging, formuleren

bladzijde 148, 149, 150 en 151

Verwijswoorden

Mij/Mijn/Me

Je/Jou/Jouw

Verwijswoorden

De verwijswoorden me, mij en mijn lijken erg op elkaar. Je kunt ze daarom ook heel gemakkelijk verkeerd gebruiken. 

Dit geldt ook voor de verwijswoorden je, jou en jouw.

Regels mijn/jouw/je

Je gebruikt

mijn  >  als er een bezit achter staat  > Dit is de fiets van mijn zus

jouw > als er een bezit achter staat > Jouw score is hoger.

je > als er een bezit achter staat > Moet hij je baas bellen?

Regels mij/me/jou/je

Je gebruikt:

mij  > als er geen bezit achter staat > Waarom luistert niemand
                                                                              naar mij?

me > als er geen bezit achter staat > Bel je me?

jou > als er geen bezit achter staat > Dit cadeau kreeg ik van jou.

je > als er geen bezit achter staat > Wil je die schoen even
                                                                          aangeven?

OPDRACHT

Geef van de volgende zinnen aan of achter het woord in hoofdletters een bezit staat of niet. 

Voorbeeld:

Deze stiften zijn van MIJ. JOUW stiften liggen daar.

mij: geen bezit erachter

jouw: wel bezit erachter: stiften

Dat woordenboek is niet van JOU.

1. geen bezit erachter
2. wel bezit erachter

Ik heb MIJN bus gemist.

1. geen bezit erachter
2. wel bezit erachter

Vanochtend heb ik ME verslapen.

1. geen bezit erachter
2. wel bezit erachter

Iedereen feliciteerde ME met MIJN verjaardag.

1. me + mijn = geen bezit erachter
2. me = wel bezit erachter mijn = niet
3. me = geen bezit erachter mijn = wel
4. me + mijn = wel bezit erachter

JE mag JOUW toetsenbord wel eens schoonmaken.

1. je + jouw = geen bezit erachter
2. je = wel bezit erachter jouw = niet
3. je = geen bezit erachter jouw = wel
4. je + jouw = wel bezit erachter

MIJN moeder kan net zo lekker koken als die van JOU.

1. mijn + jou = geen bezit erachter
2. mijn = wel bezit erachter jou = niet
3. mijn = geen bezit erachter jou = wel
4. mijn + jou = wel bezit erachter

OPDRACHT

Kies steeds het juiste woord in de zin.

Dat konijn van ... is het liefste dat ik ooit heb gezien.

1. jou
2. jouw

Gelukkig kan ik altijd op ... rekenen.

1. jou
2. jouw

Wil je ... kleren even opruimen?

1. jou
2. jouw

Is die doos met make-up van ... ?

1. jou
2. jouw

Die laptop die daar staat is van ...

1. mij
2. mijn

Heeft Casper de mail van ... al beantwoord?

1. mij
2. mijn

Huib heeft al ... shirts uit de kast gehaald.

1. me
2. mijn

... hondje heeft een tekenbeet.

1. Me
2. Mijn

Kunt u ... vertellen hoe laat de film begint?

1. me
2. mijn

Ik ben ... sportschoenen vergeten mee te nemen.

1. me
2. mijn

Maak een zin met:
mij - mijn - broer - bioscoop

Lesdoel behaald?

Wat heb je nu geleerd?

Wanneer schrijf je "me"?

Wanneer schrijf je "jouw"?

Uitleg

Taalverzorging Spelling blz 152, 153,154 en 155

Tegenwoordige, verleden en voltooide tijd

Hoofdstuk 4

Taalverzorging spelling

Tegenwoordige, verleden en voltooide tijd

bladzijde 152, 153, 154 en 155

Doelen

-  je kunt de verschillende tijden herkennen en op de juiste manier schrijven

- je kunt het schema op de juiste manier toepassen

Pak de theorie voor je op blz. 152

Even oefenen:

Noteer in het enkelvoud de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd van het werkwoord:
betalen

Noteer in het enkelvoud de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd van het werkwoord:
werken

Noteer in het enkelvoud de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd van het werkwoord:
springen

Noteer in het enkelvoud de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd van het werkwoord:
helpen

Aan de slag

Als je alles goed hebt doorgenomen en geen vragen meer hebt, kun je verder met de opdrachten.

Ook mag je in je boek werken. Op de volgende pagina zie je welke opdrachten je moet maken.

Doelen

- je kunt de verschillende tijden herkennen en op de juiste manier schrijven

- je kunt het schema op de juiste manier toepassen

Afsluiting

Wat hebben we geleerd?

Bedankt allemaal

Bedankt allemaal!