Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
4.2 Kosten (HAVO 3)
Slide 1 - Diapositive
Wat is de toegevoegde waarde van de graanboer? Welke productiefactor past hierbij?
Slide 2 - Diapositive
Een bedrijf produceert 40000 producten per jaar. Er werken 400 medewerkers in het bedrijf. Wat is de arbeidsproductiviteit per jaar? Hoe zou een bedrijf de APV kunnen verhogen?
Slide 3 - Question ouverte
Leerdoelen 4.2
- Uitleggen waarom produceren geld kost
- Verschil toelichten tussen vaste en variabele kosten
- Soorten bedrijfskosten beschrijven
- Afschrijvingskosten berekenen
Slide 4 - Diapositive
timer
5:00
Kies een bedrijf en schrijf zoveel mogelijk kosten op die je kunt bedenken.
Slide 5 - Carte mentale
Produceren en kosten
- Kosten voor verkopen
- Productiefactoren
- Handelsondernemingen (Inkoopwaarde v. omzet en bedrijfskosten)
- Productieondernemingen (Productiekosten)
Slide 6 - Diapositive
Soorten bedrijfskosten
- Bedrijfskosten in de praktijk naast de inkoopwaarde
- Loonkosten
- Huisvestingskosten
- Verkoopkosten
- Rentekosten
Slide 7 - Diapositive
Leg het verschil uit tussen de inkoopwaarde van de omzet en de bedrijfskosten. Geef hierbij een voorbeeld.
Slide 8 - Question ouverte
Slide 9 - Vidéo
Afschrijvingskosten
- Kapitaalgoederen in een bedrijf
- Minder waarde door slijtage
- Berekenen van afschrijvingskosten
- Constante kosten binnen bedrijfskosten
Slide 10 - Diapositive
www.bing.com
Slide 11 - Lien
Een machine is aangeschaft voor 200.000 euro. Na zes jaar levert de machine bij verkoop nog 20.000 euro op. Wat zijn de jaarlijkse afschrijvingskosten?