2H - Proeftoets
Beantworte die Frage auf Deutsch:
"Hast du Geschwister?"
"Hast du Geschwister?"
1 / 14
Éléments de cette leçon
Beantworte die Frage auf Deutsch:
"Hast du Geschwister?"
"Hast du Geschwister?"
Slide 1 - Question ouverte
Wat is de juiste vorm?
(heißen) _________ du Arno?
(heißen) _________ du Arno?
Slide 2 - Question ouverte
Wat is de juiste vorm?
(Bestellen)_______ ihr Pizza?
(Bestellen)_______ ihr Pizza?
Slide 3 - Question ouverte
Wat is de juiste vorm van het ww 'sein'? --> Eva und Anna __________ zu Hause.
Slide 4 - Question ouverte
Welk werkwoord hoort hier?
Rolf ______ am sechszehnten April Geburtstag.
Rolf ______ am sechszehnten April Geburtstag.
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Question ouverte
Beantworte die Frage: "Wie geht es dir?"
Slide 7 - Question ouverte
Vertaal:
In ganz Deutschland gibt es schlechtes Wetter.
In ganz Deutschland gibt es schlechtes Wetter.
Slide 8 - Question ouverte
Vertaal:
'Mijn zus is aardig, grappig en altijd op tijd.
'Mijn zus is aardig, grappig en altijd op tijd.
Slide 9 - Question ouverte
Beantworte die Frage:
"Wann hast du Geburtstag?"
"Wann hast du Geburtstag?"
Slide 10 - Question ouverte
Vertaal: "Leider ist das T-Shirt etwas zu klein."
Slide 11 - Question ouverte
Vertaal:
Viel Spaß!
Viel Spaß!
Slide 12 - Question ouverte
Schrijf voluit:
17
17
Slide 13 - Question ouverte
Vertaal:
'Tot ziens!'
'Tot ziens!'
