samenvatting grammar

Samenvatting grammatica Pt02
  • Dit zijn slides van de grammatica dat tijdens de les is behandeld.
  • Neem de slides goed door en leer de grammatica stof goed.
  • Woordjes en stones leer je uit je boek.
  • Oefen de grammatica, woordjes & stones op slimstampen bij stepping stones online.
  • Ook de oefeningen in je boek dat wij in de les hebben gedaan.
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Samenvatting grammatica Pt02
  • Dit zijn slides van de grammatica dat tijdens de les is behandeld.
  • Neem de slides goed door en leer de grammatica stof goed.
  • Woordjes en stones leer je uit je boek.
  • Oefen de grammatica, woordjes & stones op slimstampen bij stepping stones online.
  • Ook de oefeningen in je boek dat wij in de les hebben gedaan.

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Present simple
Waarom/wanneer gebruik je present simple?
  • Je gebruikt de present simple om te praten over feiten, gewoontes, dingen die je regelmatig doet.
Hoe maak je een zin present simple?
  • bij he, she , it: s toevoegen acther werkwoord.
Example: She ________ to school everyday. (walk)      
                Jim ________     a book everynight.  (read)  
  • walks 
  • reads  

Slide 2 - Diapositive

aantekeningblad
Present continuous
Wanneer gebruik je present continuous?
  • Je gebruikt de present continuous om te zeggen dat iets nu aan de gang is.
  • Je gebruikt de present continuous om irritatie aan te geven.

Hoe maak je een zin present continuous?
  • am/ is/ are + werkwoord+ing
Example: She _____________ the dog at the moment. (walk)
              Jim and his friend _____________   tv right now.  (watch)
              I ______________ right now. (talk)
  • is  walking 
  • are watching
  • am  talking 

Slide 3 - Diapositive

opgave 57 pg 90
Present simple and present continuous 
Present simple
Present continuous: 
Feiten, gewoonte, regelmatige gebeurtenissen.
Gebeurtenissen die nu bezig zijn of nu aan de gang zijn.
vorm: (hoe maak je present simple)
He/ she/ it --> werkwoord +s
anders hele werkwoord (stam)
Form/vorm:
am/is/are + hele werkwoord + ing 
Jack plays video games every night. 
I usually play video games at night.
Jack is playing video games right now.
I am playing video games at the moment.
Look! The cats cats are playing in the garden.
Samenvating: PS vs PC

Slide 4 - Diapositive

aantekening blad
Present continuous
Subject +
Form of to be +
Verb + ing
Object
I
am      (’m)
Watching
TV.
You/we/they
are      (’re)
Watching
TV.
He/she/it
is          (’s)
Watching
TV.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Word order / woordvolgorde
In het Engels hebben zinnen vaak een vaste volgorde.
                                          Example:
  1. Wie / Who                  I
  2. doet/ does                   go
  3. wat / what                   skateboarding
  4. waar / where               in the park
  5. wanneer / when          on Sundays.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Woordvolgorde Extra nadruk / emphasis
For emphasis/ stress importance:
  • Wanneer / when --> kan ook aan het begin van de zin
  • dan wordt het WANNEER, WIE, DOET, WAT, WAAR
Example:
On Saturdays I like to go shopping.
Yesterday I finished all of my homework at school.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Woordvolgorde: Bijwoorden / adverbs
Zinnen met woorden als: usually, always, never, sometimesoften
  • Ze geven aan hoe vaak iets gebeurt.
  • Ze komen voor het werkwoord:                                                        Example: I always ride my bike to school.
  • Let op! Ze komen achter vorm van to be (am, is, are):                    Example: I am usually late on Monday's                                                          We were always happy in summer.


Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

BOTH
  • Both betekent beide / allebei
  • Je gebruikt both bij twee personen, dieren of dingen.
  • Bij both staat het zelfstandig naamwoord in het meervoud

Both burglars were taken to the police station.
Emma feeds both cats at the same time.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

EACH
  • Each betekent elke
  • Je gebruikt each bij twee of meer pers., dieren of dingen.
  • Bij each staat het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud
  
       Tenzij each gevolgd wordt door: of

She wore bracelets on each arm 
The trainer gave each dog a treat.
Each of the criminals were facing death row

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

ALL / EVERY / NONE
  • All / every / none gebruik je bij 3 of meer personen, dieren of dingen.
  • All betekent alle / allemaal.   
  • Every betekent iedere                   !maar kan je nooit gebruiken bij meervoud!
  • None betekent geen / niet één.

The suspect admitted to all charges
There was police on every corner (enkelvoud)
None of the missing money was recovered

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

EACH vs EVERY
  • Each  gebruik je om nadruk te leggen op individuele dingen.
  • Every gebruik je om nadruk te leggen op het geheel. 
       Every wordt vaak gebruikt bij uitdrukkingen van tijd

Each of the students received a prize. 
The detective knows every criminal (enkelvoud) in town. 
Every year, my mother prepares the Christmas diner

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

En nu oefenen en oefenen......
Je kan op slimstampen op stepping stones online oefenen.
Ga naar stepping stones en klik op de juiste hoofdstuk daarna op slimstampen klikken. Daarna zoek de juiste grammar, stones of vocabulary b, c, h.
  1. Ch 3 Extra oefenen Grammar 7 (both, each etc) slimstampen
  2. Ch 4 Extra oefenen  8 slimstampen (word order)
  3. Ch 4 extra oefenen grammar 9 (tegenwoordige tijden, present tenses)
  4. Ch 3 & 4 Extra oefenen Vocabulary B, C, H 
  5. Ch 3 & 4 stone 5, 6 & 8                                                           Succes!
                                                

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions