Theme 3 3KB Test yourself

Welcome 3B
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welcome 3B

Slide 1 - Diapositive

Planner
Recap grammar
Test yourself


Slide 2 - Diapositive

Past Simple = verleden tijd
werkwoord + -ed
I work at a supermarked.        =       I worked at a supermarket last                                                                        year.
I saw him this morning.
In het verleden gebeurd en is nu afgelopen.

I ....... (clean) my room yesterday.

Slide 3 - Diapositive

Present Perfect = voltooid tegenwoordige tijd
have / has + werkwoord + ed
I work at the supermarket    =    I have worked at a supermarket                                                                     for 2 years.
She has not seen him since the Christmas holiday.
In het verleden begonnen, maar gaat nu nog door.
In het verleden gebeurd en nu nog resultaat.
I ....... (live) in Klaaswaal for 14 years.

Slide 4 - Diapositive

BOTH
  • Both betekent beide / allebei
  • Je gebruikt both bij twee personen, dieren of dingen.
  • Bij both staat het zelfstandig naamwoord in het meervoud.

Both burglars were taken to the police station.
Emma feeds both cats at the same time.

Slide 5 - Diapositive

EACH
  • Each betekent elke
  • Je gebruikt each bij twee of meer pers., dieren of dingen.
  • Bij each staat het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud.

She wore bracelets on each arm.
The trainer gave each dog a treat.

Slide 6 - Diapositive

ALL / EVERY / NONE
  • All / every / none gebruik je bij 3 of meer personen, dieren of dingen.
  • All betekent alle / allemaal.  Zelfstandig naamwoord in  
                                                                  meervoud
  • Every betekent iedere. Zelfstandig naamwoord in enkelvoud
  • None betekent geen / niet één. Vaak met 'of' erachter.

Slide 7 - Diapositive

EACH vs EVERY
  • Each  gebruik je om nadruk te leggen op individuele dingen.
  • Every gebruik je om nadruk te leggen op het geheel. 

Each of the students received a prize. 
The detective knows every criminal in town. 

Slide 8 - Diapositive

Test yourself
Workbook p. 67

Do. ex. 1, 2, 3, 4, 5

Slide 9 - Diapositive

Homework
12 april
Repetitie theme 3
- Grammar, Stones

Slide 10 - Diapositive