A1 - A2 - Voegwoorden en/want/maar/dus/of/omdat/als

Voegwoorden
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Voegwoorden

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

En, maar, want, dus, of
Na en, maar, want dus, of komt (weer) een hoofdzin. In een hoofdzin staat het ww vaak op de tweede plaats in de zin.

1. Ik kan vandaag niet werken    want          ik ben ziek
wie + ww + rest                                            wie + ww + rest
2. Ik hoef vandaag niet te werken  dus       ik ben vrij.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2 zinnen verbinden met 'EN'

1.   wie of wat + ww + rest
Marieke + drinkt +  koffie
2. wie of wat +ww + rest
Koen + drinkt + thee


             
Marieke drinkt koffie en Koen drinkt thee.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2 zinnen verbinden met 'want'
1. Wie of wat + werkwoord + rest (= wie/wat, tijd en/of plaats)
Marieke + drinkt + koffie
2. Wie of wat + werkwoord + rest (= wie/wat, tijd en/of plaats)
De thee + is  +op
        

           
Marieke drinkt koffie want de thee is op.

Slide 4 - Diapositive

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!
2 zinnen verbinden met 'maar'
1. Wie of wat + werkwoord + rest  (= wie/wat, tijd en/of plaats)
      Marieke + wil + graag + koffiedrinken
2. Wie of wat + werkwoord + rest (= wie/wat, tijd en/of plaats)
De koffie + is + koud     
           
Marieke wil graag koffiedrinken, maar de koffie is koud

Slide 5 - Diapositive

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!

- wie of wat (3) staat vaak na de tijd en voor de plaats!
2 zinnen verbinden met 'dus'
1. Wie of wat + werkwoord + rest (= wie/wat, tijd en/of plaats)
      Marieke +is + ziek
2. Wie of wat + werkwoord + rest  (= wie/wat, tijd en/of plaats)
      Ze +werkt + vandaag + niet 
           
Marieke is ziek, dus ze werkt vandaag niet. 

Slide 6 - Diapositive

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!

- wie of wat (3) staat vaak na de tijd en voor de plaats!
2 zinnen verbinden met 'of'
1. Wie of wat + werkwoord + rest  (= wie/wat, tijd en/of plaats)
     Marieke + fietst + naar haar werk
2. Wie of wat + werkwoord + rest  (= wie/wat, tijd en/of plaats)
      Ze + gaat + met de bus
           
Marieke fietst naar haar werk of ze gaat met de bus.

Slide 7 - Diapositive

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!

- wie of wat (3) staat vaak na de tijd en voor de plaats!
Zinnen maken

Nu jullie! Voer het juiste woord in.
Succes;-)

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik hou van fietsen ...... van wandelen

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Mijn familie is groot ...... ik heb 10 broers en zussen!

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De kinderen zijn druk ....... ze ruimen goed op!

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De docent geeft een opdracht ....... niet iedereen snapt het.

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De vrouw luistert muziek ....... ze leest een boek.

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik hou niet van pannenkoeken .... ik neem patat.

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik poets mijn tanden .... kam mijn haren.

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De cursisten werken hard ....... ze mogen niet eerder naar huis.

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De docent is boos ...... veel cursisten zijn te laat:-(

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De man slaapt .... hij is ziek.

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik wil graag verhuizen ....... ik wil een huis met een tuin.
Ik sta in de file ...... ik kom te laat op mijn werk.
Ga je op de fiets ..... ga je liever met de bus?
Mijn opa is 83 ......................... mijn oma is 81 jaar.
Ik wil graag uitslapen ................ de buurman maakt veel lawaai!
want
dus
of
en
maar

Slide 19 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

2 zinnen verbinden met 'OMDAT'

1.   wie of wat + ww + rest
Marieke + drinkt +  koffie
2. wie of wat + rest + ww
Ze + dat +  lekker + vindt


             
Marieke drinkt koffie omdat ze dat lekker vindt.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2 zinnen verbinden met 'ALS'
1. Wie of wat + werkwoord + rest = tijd en/of plaats
Marieke + drinkt + koffie
2. Wie of wat + rest = tijd en/of plaats + ww
De thee  + op + is 
        

           
Marieke drinkt koffie als de thee op is. 

Slide 21 - Diapositive

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!
Zinnen maken

Nu jullie! Voer het juiste woord in.
Succes;-)

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik ga fietsen ...... ik niet van wandelen hou.

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik maak mijn huiswerk vanavond ...... ik klaar ben met werken!

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De cursisten werken hard ....... ze eerder naar huis mogen.

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De docent geeft een opdracht ....... de uitleg klaar is.

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De vrouw luistert muziek ....... ze in de tuin werkt.

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zinnen met voegwoorden
1. Ik ga naar de les maar ik ben ziek.
2. Ik ga naar de les want ik wil goed Nederlands leren.
3. Ik ga naar de les of ik ga naar mijn werk.
4. Ik ga naar de les dus ik pak mijn boek.
5. Ik ga naar de les en ik werk hard.
6. Ik ga naar de les omdat ik Nederlands wil leren.
7. Ik ga naar de les als ik een contract heb.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omdat en als
Ik ga naar huis omdat....

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omdat en als
Ik ga naar huis als......

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omdat en als
Ik leer Nederlands omdat....

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omdat en als
Hij gaat naar Turkije als ......

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omdat en als
Wij werken vandaag niet omdat.....

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omdat en als
Zij gaat uit eten als.....

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omdat en als
Zij gaan naar buiten omdat .....

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omdat en als
Ik ga naar buiten als .....

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions