Paragraaf 3.4 - M&M

3.4 omgaan met verschillen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3.4 omgaan met verschillen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Norm of waarde?
Iemand aankijken tijdens een gesprek.
A
Norm
B
Waarde

Slide 5 - Quiz

Norm of waarde?
Mensen met respect behandelen
A
Norm
B
Waarde

Slide 6 - Quiz

Norm of waarde?
Bij een begroeting de handen schudden.
A
Norm
B
Waarde

Slide 7 - Quiz

Waarden zijn:
A
alles wat mensen belangrijk vinden in het leven.
B
de gedragsregels die belangrijk zijn in Nederland.
C
regels over hoe je je moeten gedragen.
D
belangen die alle Nederlanders delen.

Slide 8 - Quiz

Normen zijn:
A
alles wat mensen belangrijk vinden in het leven.
B
besluiten die de overheid neemt.
C
regels over hoe je je moet gedragen.

Slide 9 - Quiz

Een ritueel is ...
A
waardering
B
respect
C
handeling die in een cultuur belangrijk is
D
iemand een hand geven

Slide 10 - Quiz

Heb jij een ritueel?

Slide 11 - Carte mentale

Een feit is wat jij vindt, een ander kan er anders over denken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

'Het is beter als een school geen huiswerk geeft.'

Is deze stelling een mening of een feit?
A
Mening
B
Feit

Slide 13 - Quiz

Ben jij het eens of oneens met de stelling:
'Het is beter als een school geen huiswerk geeft.'
Leg uit.

Slide 14 - Question ouverte

''Op een mooie lentedag hebben mensen hun tafel en stoelen voor de deur op de stoep gezet. De muziek staat hard.''

Zoiets moet toch gewoon kunnen? Of niet? Geef jouw mening met argumenten.

Slide 15 - Question ouverte

Een ..... is een mening die niet op feiten gebaseerd is.
A
Vooroordeel
B
Mening
C
Feit
D
Norm

Slide 16 - Quiz

Je kunt het er mee eens of oneens zijn
A
Feit
B
Mening

Slide 17 - Quiz

Je kunt controleren of het waar is.
A
Feit
B
Mening

Slide 18 - Quiz

Met een mening kun je een (1)........................ innemen en dat onderbouwen met (2) .......................

Slide 19 - Question ouverte

Noteer wat je vandaag
hebt geleerd

Slide 20 - Carte mentale