Alles draait om je woordenschat. Hoeveel woorden ken jij?
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1
Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Quiz open dag 2025
Alles draait om je woordenschat. Hoeveel woorden ken jij?
Slide 1 - Diapositive
Leenwoorden
Sommige woorden die we gebruiken, zijn van oorsprong helemaal niet Nederlands, maar hebben we overgenomen uit het Engels, Frans,Duits of zelfs het Arabisch
Slide 2 - Diapositive
Leenwoorden uit het Engels Welke betekenis hoort bij Entertainment
A
Een stuk in een verhaal of film waarin teruggekeken wordt in de tijd.
B
Een theaterstuk met zang en dans.
C
Vermaak of amusement.
D
Een boek of film met veel spanning.
Slide 3 - Quiz
Leenwoorden uit het Engels Welke betekenis hoort bij Junkfood
A
Ongezond eten met weinig voedingsmiddelen.
B
Een bak met een rooster om buiten vlees, vis en groente op te roosteren.
C
Een winkel waar je snacks kunt kopen en eten.
D
Voedsel dat op straat wordt bereid en gegeten.
Slide 4 - Quiz
Leenwoorden uit het Engels Welke betekenis hoort bij Sweater
A
Een jas zonder mouwen.
B
Trui.
C
Spijkerbroek.
D
Winkel.
Slide 5 - Quiz
Leenwoorden uit het Engels Welke betekenis hoort bij Browser
A
Een programma waarmee internet kan worden doorzocht.
B
Plaats op internet waar informatie over een onderwerp staat.
C
Een programma dat je downloadt op je telefoon of tablet.
D
Een gesprek via internet.
Slide 6 - Quiz
Leenwoorden uit het Engels. Welk leenwoord hoort bij het volgende betekenis: Stevige fiets waarmee je ook op onverharde paden kunt rijden.
Slide 7 - Question ouverte
Woordenschat: leenwoorden uit het Engels Welk leenwoord hoort bij het volgende betekenis: Korte reclame waarin een film wordt gepromoot
Slide 8 - Question ouverte
Leenwoorden uit het Frans Welke betekenis hoort bij Conciërge
A
Iemand die als beroep mensen aan het lachen maakt met een zelfgeschreven theaterprogramma.
B
Iemand die op een baby of kind past.
C
Iemand die als beroep op een gebouw past.
D
Iemand die mensen begeleidt bij het leren van iets.
Slide 9 - Quiz
Leenwoorden uit het Frans Welke betekenis hoort bij Tenue
A
Nette, lange broek.
B
Kledingstuk geschikt voor het bovenlichaam.
C
Spijkerbroek.
D
Kleding die je moet dragen bij een bepaalde gelegenheid.
Slide 10 - Quiz
Leenwoorden uit het Frans Welke betekenis hoort bij Premier
A
Iemand die een miljoen euro of meer heeft.
B
Persoon die het voertuig bestuurt.
C
Iemand die het hoofd van de ministers en de regering is.
D
Muziekkorps met alleen blaasinstrumenten.
Slide 11 - Quiz
Leenwoorden uit het Frans Welke betekenis hoort bij Medaille
A
Biljet waarop een bedrag wordt ingevuld en waarmee betaald kan worden.
B
Fluweelachtige stof die van leer is gemaakt.
C
Blaasinstrument van koper.
D
Onderscheiding.
Slide 12 - Quiz
Woordenschat: leenwoorden uit het Frans Welk leenwoord hoort bij het volgende betekenis: Broodje in de vorm van een halve maan, gemaakt van bladerdeeg.
Slide 13 - Question ouverte
Woordenschat: leenwoorden uit het Frans Welk leenwoord hoort bij het volgende betekenis: Inklapbaar scherm met korte steel dat je gebruikt tegen de regen.
Slide 14 - Question ouverte
Tegenstellingen
Bij een tegenstelling zoeken we naar een woord dat precies het tegenovergestelde betekent.
Bijvoorbeeld:
Slide 15 - Diapositive
Woordenschat: tegenstellingen
Wat is de tegenstelling van stijgen?
Slide 16 - Question ouverte
Woordenschat: tegenstellingen
Wat is de tegenstelling van voorlopig
Slide 17 - Question ouverte
Woordenschat: tegenstellingen
Wat is de tegenstelling van bedompt?
Slide 18 - Question ouverte
Woordenschat: tegenstellingen Wat is de tegenstelling van soepel?
Slide 19 - Question ouverte
Synoniemen
Synoniemen zijn woorden die hetzelfde betekenen.
Bijvoorbeeld:
Fiets - tweewieler, rijwiel
Slide 20 - Diapositive
Woordenschat: synoniemen Wat is een synoniem van explosie?
Slide 21 - Question ouverte
Woordenschat: synoniemen Wat is een synoniem van beeldscherm?
Slide 22 - Question ouverte
Woordenschat: synoniemen Wat is een synoniem van eigeel?
Slide 23 - Question ouverte
Woordenschat: synoniemen Wat is een synoniem van correct?
Slide 24 - Question ouverte
Woordenschat: synoniemen Wat is een synoniem van decoratie?
Slide 25 - Question ouverte
Woordenschat algemeen
Weet jij de betekenis van de woorden?
Slide 26 - Diapositive
Wat betekent het woord ‘gierig’?
A
gul en vrijgevig zijn.
gul en vrijgevig zijn.
B
veel eten.
C
weinig geld hebben.
D
niet graag willen delen of uitgeven.
Slide 27 - Quiz
Wat betekent het woord ‘berm’?
A
grasstrook langs de weg
B
fietspad langs de weg
C
parkeergarage
D
voetpad langs de weg
Slide 28 - Quiz
Wat betekent het woord ‘trechter’?
A
een gereedschap om mee te graven in de tuin.
B
een keukengerei om vloeistoffen over te gieten.
C
een soort vogel die hoog in de lucht vliegt
D
een speelgoed voor in het water om te drijven.
Slide 29 - Quiz
Wat betekent het woord ‘turven’?
A
het tellen of registreren van hoe vaak iets gebeurt.
B
het kappen van bomen in een bos.
C
het bereiden van voedsel door te koken.
D
het repareren van kapotte voorwerpen.
Slide 30 - Quiz
Wat betekent het woord ‘pandemie’?
A
een ziekte die alleen dieren treft.
B
een ziekte die zich over een heel land verspreidt.
C
een ziekte die zich over meerdere landen of continenten verspreidt.
D
een ziekte die door insecten wordt overgedragen.
Slide 31 - Quiz
Wat betekent het woord ‘imker’?
A
iemand die zich bezighoudt met het bestuderen van sterren en planeten.
B
een persoon die bloemen kweekt in een tuin.
C
iemand die bijen houdt en voor bijenkorven zorgt.
D
een expert in het verzorgen van huisdieren zoals honden en katten.
Slide 32 - Quiz
Wat betekent het woord ‘iglo’?
A
een type tropische vrucht uit Zuid-Amerika.
B
een traditioneel Japans kledingstuk.
C
een onderkomen gemaakt van sneeuw- en ijsblokken.
D
een vorm van vervoer in de woestijn.
Slide 33 - Quiz
Wat betekent het woord ‘labyrinth’?
A
een complex en verwarrend doolhof.
B
een soort insect dat 's nachts zoemt.
C
een oud, Grieks gerecht met pitabrood en vlees.
D
een muziekinstrument
Slide 34 - Quiz
Wat betekent het woord ‘herkansing’?
A
bericht om je ergens aan te herinneren.
B
mogelijkheid om iets nogmaals te doen.
C
cadeautje dat je hebt gekregen maar dat je wil ruilen.
D
een vrije dag van school die je kunt opnemen op een dag naar keuze.