28 jan - stijl

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Taal: stijl

Cursus 4

Voordat we beginnen:

Pak je boek op blz. 90

§2 Stijl

Schrijfstijl

Stijlfiguren = middelen om wat je wilt zeggen, 

treffender of sterker uit te drukken.

Bijvoorbeeld met overdrijving of drieslag. 

Stijl = manier van schrijven.

Wat is figuurlijk taalgebruik?

Taalgebruik dat niet letterlijk is.
De schrijver bedoelt dus niet letterlijk wat er staat.

Bijvoorbeeld:

- Met de deur in huis vallen. 

Wat is het nut van figuurlijk taalgebruik?

• Een tekst is aantrekkelijker om te lezen.
• Een tekst wordt afwisselender en minder saai.

Voorbeelden van stijlmiddelen zijn: 

- drieslag 

- overdrijving

- ook: herhaling of tegenstelling

Wat is overdrijving? 

• Vaak figuurlijk taalgebruik.
• De schrijver overdrijft en maakt iets groter of erger dan het eigenlijk is.  Overdrijving noemen we ook wel een hyperbool. 

Bijvoorbeeld:

• De leraar deed er een eeuw over om de proefwerkblaadjes uit te delen.

Voorbeelden overdrijving

• Ik schaamde me dood toen ik van mijn stoel viel.
  
• Ik sta al eeuwen in de rij te wachten bij de Action.
• De leraar heeft dat al duizend keer gezegd.
• Ik sterf van de honger.
• Ik heb me doodgelachen tijdens Deadpool 2.

Wat is een drieslag?

Je noemt in de tekst drie dingen achter elkaar. Het valt dan beter op en je benadrukt het ook meer. 

Bijvoorbeeld:

- Deze oplossing is slim, snel en simpel. 

- Geloof, hoop en liefde.

Wat is figuurlijk taalgebruik?

1. gwn kip met rijst
2. een spreekwoord
3. een uitdrukking en een spreekwoord
4. een uitdrukking

Ik ben te laat doordat ik de bus heb gemist. Ik heb zo hard gerend dat je zou denken dat ik meedeed aan het WK sprint.

1. Overdrijving
2. Herhaling

Welke zin is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?

1. Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
2. De wedstrijd was onwijs spannend.
3. Onder de boom lag een dode vogel.
4. Ik zit met mijn handen in het haar.

Maak de volgende zin af:
bloed, zweet en ...

1. tranen
2. tanden
3. transpireren
4. dromen

Ze lachte en lachte, maar het gelach leek nooit te stoppen.

herhaling

opsomming

tegenstelling

Welke zin is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?

1. Veronique draagt een gouden ring.
2. Hij scoorde ringloos in de basket.
3. Door hem ben ik nu de sigaar.
4. Hij rookte stiekem een sigaar.

Er was een hond aangereden en die lag in zo'n grote plas bloed, het leek wel de Rode Zee.

1. Overdrijving
2. Herhaling

Haar glimlach was zoet, maar haar woorden waren bitter.

opsomming

tegenstelling

herhaling

Aan de slag!

Maak opdracht 1 t/m 6 

(blz. 90-91)