Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
herhalingsles hoofdstuk 5.1 en 5.2
herhalingsles hoofdstuk 5.1 en 5.2
1 / 30
suivant
Slide 1:
Diapositive
Economie
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 2
Cette leçon contient
30 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
herhalingsles hoofdstuk 5.1 en 5.2
Slide 1 - Diapositive
Lesdoel:
De leerlingen herhalen de brgrippen van hoofdstuk 5.1 en 5.2.
AAn het eind van de les kunnen ze zelf de begrippen uitleggen
Slide 2 - Diapositive
Wat is geen abstracte markt?
A
Huizenmarkt
B
Oliemarkt
C
Zondagsmarkt
D
Schoenenmarkt
Slide 3 - Quiz
Een winkelier koopt zijn eigen producten in tegen inkoopprijs. Wie bepaalt die inkoopprijs?
A
Een consument die veel koopt bij de slager.
B
Een patatboer die diepvriespatat bij de groothandel koopt.
C
Een fabrikant die hagelslag verkoopt aan de supermarkt.
D
Een winkelier die broodjes verkoopt.
Slide 4 - Quiz
De brutowinstmarge is .......
A
een percentage van de verkoopprijs
B
een percentage van de omzet
C
een percentage van de btw
D
een percentage van de inkoopprijs
Slide 5 - Quiz
Marketing=
A
De manier van verkopen waarbij je streeft naar zo veel mogelijk winst
B
De manier waarop jij je product verkoopt, rekeninghoudend met de wens van de klant
Slide 6 - Quiz
Abstracte markt
A
Een plaats waar op afgesproken tijden goederen worden verhandeld
B
Een plaats waar huizen op een vast tijdstip worden verhandeld
C
Het geheel van vraag naar en aanbod van een product
D
Een markt waar kunst wordt verkocht
Slide 7 - Quiz
Wat is een concrete markt?
A
Een markt waarin vraag en aanbieders elkaar virtueel ontmoeten.
B
Het geheel van vraag naar en aanbod van een goed of dienst.
C
Een markt waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten.
Slide 8 - Quiz
Wat is de afzet?
A
Het aantal verkochte producten
B
de waarde van de verkochte producten
C
Het aantal producten dat je hebt ingekocht
D
De waarde van de producten die je hebt ingekocht
Slide 9 - Quiz
inkoopprijs + ... = ...
A
Brutowinstopslag, consumentenprijs
B
btw, verkoopprijs
C
btw, consumentenprijs
D
Brutowinstopslag, verkoopprijs
Slide 10 - Quiz
Wat is geen concrete markt?
A
weekmarkt
B
veiling
C
kapitaalmarkt
D
beurs
Slide 11 - Quiz
Hoe bereken je de Omzet?
Omzet=...
A
Afzet x Verkoopprijs
B
Verkoopprijs x Inkoopprijs
C
Afzet x Omzet
D
Omzet x Verkoopprijs
Slide 12 - Quiz
De inkoopprijs van een broek is €19,50.
De brutowinstmarge is 80% van de inkoopprijs.
Wat is de brutowinstmarge?
A
0,08 x 19,50
B
0,8 x 19,50
C
8 x 19,50
Slide 13 - Quiz
De brutowinstmarge is 25% VAN DE inkoopprijs. Hoe veel % is de inkoopprijs?
A
100%
B
125%
C
75%
Slide 14 - Quiz
Welke uitspraak over vraag en aanbod is juist?
A
Bij een stijgende vraag daalt de prijs.
B
Bij een dalende vraag stijgt de prijs.
C
Bij een stijgende vraag stijgt de prijs.
Slide 15 - Quiz
Wat is de verhouding tussen vraag en aanbod?
A
Als het aanbod groot is, is de prijs duur
B
Als de vraag groot is, wordt het aanbod goedkoper
C
Als de vraag weinig is, word het aanbod goedkoper
D
Als het aanbod weinig is, wordt de vraag groter
Slide 16 - Quiz
Wat is de brutowinstmarge?
A
De brutowinst als percentage van de inkoopprijs.
B
De brutowinst na aftrek van alle bedrijfskosten.
C
De omzet na aftrek van de inkoopwaarde.
D
Een andere benaming voor de bedrijfskosten.
Slide 17 - Quiz
Wat is de inkoopprijs?
A
De prijs waarvoor een bedrijf goederen inkoopt
B
De prijs waarvoor een bedrijf goederen verkoopt
C
De prijs die we betalen om goederen te exporteren
D
De prijs die je betaalt in de winkel
Slide 18 - Quiz
Wat is de inkoopprijs?
A
Inclusief btw
B
exclusief btw
Slide 19 - Quiz
Netto inkoopprijs is hoger dan de bruto inkoopprijs
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Nikita wil nieuwe schoenen. Is dit vraag of aanbod?
A
Vraag
B
Aanbod
Slide 21 - Quiz
Vraag of aanbod?
Scholier wil in de vakantie vakantiewerk doen.
A
vraag
B
aanbod
Slide 22 - Quiz
Bij meer vraag dan aanbod van arbeid is er werkloosheid.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quiz
wat is een abstracte markt?
timer
1:00
A
een vakantiebeurs
B
de rommelmarkt
C
de arbeidsmarkt
D
de bloemenveiling
Slide 24 - Quiz
Inkoopprijs + brutowinstmarge =
A
De verkoopprijs
B
De consumentenprijs
Slide 25 - Quiz
Wat is afzet?
A
Verkochte stuks
B
Geld
C
% van de totale markt
Slide 26 - Quiz
Wat is een concrete markt?
A
Een plaats waar op afgesproken tijden goederen worden verhandeld
B
Al het vraag en aanbod bij elkaar
C
Een markt met alleen maar consumenten
D
Een markt met alleen maar producenten
Slide 27 - Quiz
wat is marketing?
A
Goed personeel in dienst hebben
B
Veel winst maken
C
Alles wat een bedrijf doet om meer te verkopen
D
reclame maken
Slide 28 - Quiz
De inkoopprijs van een tafel is € 200.
De brutowinstmarge is 45% van de inkoopprijs.
Verkoopprijs wordt dan:
A
€90
B
€245
C
€290
D
€45
Slide 29 - Quiz
Inkoopprijs is?
A
verkoopprijs - btw
B
verkoopprijs - winst
C
verkoopprijs - winst - btw
Slide 30 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Herhaling 5.1 en 5.2
Mars 2023
- Leçon avec
31 diapositives
Economie
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1,2
6.2 Van alle markten thuis?
Décembre 2018
- Leçon avec
32 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
5.1 marktkoopman
Novembre 2021
- Leçon avec
19 diapositives
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
6.2 Van alle markten thuis?
Novembre 2018
- Leçon avec
25 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
6.3 Hoe maak je winst?
Décembre 2018
- Leçon avec
28 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
3.4 Invloed op de markt!
Août 2018
- Leçon avec
45 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
Samenvatting Hoofdstuk 5 Pincode
Juin 2021
- Leçon avec
29 diapositives
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Wat je moet weten van 5.1 en 5.2 klas 2
Avril 2021
- Leçon avec
22 diapositives
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 2