Paragraaf 7.4 - Voedsel verteren

7.4 Voedsel verteren
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven hoe je voedsel door het verteringsstelsel gaat
  • Je kunt uitleggen hoe je voedsel wordt verteerd
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
Nask / BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

7.4 Voedsel verteren
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven hoe je voedsel door het verteringsstelsel gaat
  • Je kunt uitleggen hoe je voedsel wordt verteerd

Slide 1 - Diapositive

7.4 Voedsel verteren
Hoe slik je je voedsel door?


  • Tanden bijten af
  • Kiezen vermalen
  • Speeksel maakt er
    een voedselbrij van
  • Tong duwt de brij
    naar keelholte

Slide 2 - Diapositive

7.4 Voedsel verteren
Waar gaat je voedsel langs?
Van begin tot eind:
  • Mondholte
  • Slokdarm
  • Maag
  • Twaalfvingerige darm
  • Dunne darm
  • Dikke darm
  • Endeldarm
  • Anus

Slide 3 - Diapositive

7.4 Voedsel verteren
Peristaltische bewegingen

Slide 4 - Diapositive

7.4 Voedsel verteren
Hoe wordt je voedsel verteerd?

  • Voedingsmiddel > bevatten voedingsstoffen
    - mineralen, vitaminen en water klein genoeg, kunnen direct
    in het bloed opgenomen worden
    - eiwitten, vetten en koolhydraten zijn te groot, deze moeten
    eerst heel klein gemaakt worden
    - in het bloed opgenomen voedingsstoffen kunnen naar de cellen toe

  • Kleinmaken van voedingsstoffen heet vertering
  • Onverteerbare voedingsdelen zijn (voedings)vezels > stimuleren de darmwerking



Slide 5 - Diapositive

7.4 Voedsel verteren
  • Wat? Maken 7.4 – Opdracht 1 t/m 10
  • Hoe? Blz. 35 t/m 39
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 10 is af, niet af de rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 6 - Diapositive

7.4 Voedsel verteren
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven waar in je lichaam vertering gebeurt
  • Je kunt uitleggen hoe de voedingsstoffen in je bloed komen
  • Je kunt uitleggen wat er na vertering met de voedselresten gebeurt
  • Je kunt uitleggen hoe verteringssappen werken

Slide 7 - Diapositive

7.4 Voedsel verteren
Waar wordt je voedsel verteerd?

Vertering
 > met behulp van verteringssappen


  • Mondholte > speekselklieren > maken speeksel
  • Maag > maagsapklieren > maken maagsap (bevat maagzuur)
  • Twaalfvingerige darm > 1 verteringssap en 1 hulpstof wordt toegevoegd
    - Alvleesklier > maakt alvleessap (verteert vetten, eiwitten en koolhydraten
    - Lever > maakt gal (opgeslagen in de galblaas) > hulpstof alvleessap
  • Dunne darm > maakt darmsap > voedingsstoffen zijn nu klein genoeg > in bloed

Slide 8 - Diapositive

7.4 Voedsel verteren
Waar komen voedingsstoffen in je bloed? 

  • Als voedingsstoffen klein genoeg zijn gemaakt gaan ze in de dunne darm naar het bloed
  • Darmplooien zorgen voor groter oppervlak voor opname
  1. Voedingsstoffen gaan door wand dunne darm
  2. Daarna door wand haarvaatjes
  3. Zo komen voedingsstoffen in het bloed terecht
  4. Bloed vervoert voedingsstoffen naar alle organen (cellen)



Slide 9 - Diapositive

7.4 Voedsel verteren

Slide 10 - Diapositive

7.4 Voedsel verteren
Wat blijft er over na vertering?


  • Als alle voedingsstoffen uit de voedselbrij zijn > richting de dikke darm
    - onverteerbare stoffen (bijv. voedingsvezels) worden afgebroken
    - hierbij komen stinkende gassen vrij (scheet)
    - water wordt uit voedselbrij onttrokken

  • Dikke massa gaat naar endeldarm > opslag van ontlasting (poep)


Slide 11 - Diapositive

7.4 Voedsel verteren
Hoe werken verteringssappen?


  1. Enzym bindt aan voedingsstof
  2. Enzym knipt voedingsstof in tweeën
  3. Enzym laat los en gaat naar de volgende

  • Enzym werkt het beste bij een optimumtemperatuur
  • Minimumtemperatuur en maximumtemperatuur (blz. 44)





Slide 12 - Diapositive

7.4 Voedsel verteren
  • Wat? Maken 7.4 – Opdracht 11 t/m 22
  • Hoe? Blz. 40 t/m 45
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 11 t/m 22 is af, niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 13 - Diapositive