5V- Reihenfolge Verben in Haupt- und Nebensätzen

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lernziele
  1. Je herhaalt de betekenis van signaalwoorden en het verband dat ze in de tekst aangeven.

  2. Aan het einde van de les weet je wat de volgorde van Duitse werkwoorden in hoofd- en bijzinnen is. 


Slide 2 - Diapositive

Aber zuerst: Examenidiom, K. 12
  1. Nach jahrenlanger Forschung hat man endlich ein Mittel gegen MS gefunden.
  2. Dieser Film ist eigentlich eine Fortführung des Projekts.
  3. Bei der Entwicklung der neuen Maschine blieb man bei der bewährten Technik.
  4. Zuerst werden die Daten gesammelt und dann werden sie ausgewertet.
  5. Gibt es irgendeinen Beleg dafür, dass Ihre Behauptung stimmt?

Slide 3 - Diapositive

Paars boekje
S. 289, Aufgabe 13
signaalwoorden: vertaal zonder hulp de woorden die je al kent.
4 Minuten

Slide 4 - Diapositive

Text: Früher war alles schlechter (NK, S. 36)
Lees de tekst (nogmaals) en streep alle signaalwoorden aan. 
Welk verband geven ze aan? (opsomming? tegenstelling? conclusie? etc. etc.)
Text op bord--> signaalwoorden markeren--> uitleggen.
Tot slot: bijbehorende vraag beantwoorden en motiveren.

Slide 5 - Diapositive

Grammatik 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Wat doet een nevenschikkend voegwoord?
A
het verbindt twee hoofdzinnen
B
het verbindt een hoofdzin met een bijzin
C
het verbindt twee bijzinnen

Slide 8 - Quiz

Ich gehe hinaus, denn es ist sehr schönes Wetter.

'denn' verbindt twee hoofdzinnen aan elkaar. 

Slide 9 - Diapositive

Wat doet een onderschikkend voegwoord?
A
het verbindt twee hoofdzinnen
B
het verbindt een hoofdzin met een bijzin
C
het verbindt twee bijzinnen

Slide 10 - Quiz

Ich gehe hinaus, weil es sehr schönes Wetter ist.

'weil' verbindt hoofdzin met bijzin. 

Slide 11 - Diapositive

Theorie

Slide 12 - Diapositive

De positie van het werkwoord in de hoofdzin
"We - spelen -morgen - tegen -      de -  winnaar -   van -    afgelopen -   jaar."

"Wir- spielen - morgen - gegen -  den - Gewinner - vom -    letzten -       Jahr."

  • Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar.
  • Dezelfde structuur als in het Nederlands.

Slide 13 - Diapositive

De positie van het werkwoord in de bijzin
Ik     ga    naar buiten omdat het   mooi        weer    is.
Ich  gehe hinaus         ,weil      es    schönes Wetter ist.

  • De persoonsvorm staat achteraan in de zin.
  • Onderwerp en persoonsvorm zijn gescheiden.
  • In het Duits zijn hoofd en bijzin altijd gescheiden door een komma.

Slide 14 - Diapositive

2 of meer hele werkwoorden in de hoofdzin:
wat is dan de Duitse werkwoordsvolgorde?
"Ik heb hem niet kunnen feliciteren"
"Hij heeft mij snel kunnen helpen"
"Jullie hebben het mij laten weten"








Slide 15 - Diapositive

Ga met je groepje op een rij staan en vorm de zin op het bord. 
(volgende slide)


Slide 16 - Diapositive

2 of meer hele werkwoorden in de hoofdzin:
wat is dan de Duitse werkwoordsvolgorde?
"Ik heb hem niet kunnen feliciteren"
"Hij heeft mij snel kunnen helpen"
"Jullie hebben het mij laten weten"

  • In het Duits komen de Modalverben helemaal aan het eind.
  • In het Duits komen de volgende werkwoorden helemaal aan het eind: sehen, lassen, helfen, hören








Slide 17 - Diapositive

2 of meer hele werkwoorden in de bijzin:
wat is dan de Duitse werkwoordsvolgorde?
Ik    hoop    dat     hij    snel            zal         komen. (alternatief??)
Ich  hoffe, dass  er   schnell   kommen  wird.

Normaal staat in de Duitse bijzin de persoonsvorm achteraan. 


Slide 18 - Diapositive

2 of meer hele werkwoorden in de bijzin:
wat is dan de Duitse werkwoordsvolgorde?
Ik     hoop   dat     je    op   het  feest    zult    kunnen    komen.
Ich  hoffe, dass  du   auf  das Fest    wirst  kommen  können.

  • Alle werkwoorden (gezegde) naar het eind van de zin.
  • De persoonsvorm komt als eerste in de rij, wanneer het tweede hele werkwoord een Modalverb is.
  • De beide hele werkwoorden (kommen & können), draaien ten opzichte van het Nederlands om.



Slide 19 - Diapositive

"Ich kann bei Mathe leider nicht mitmachen. Ich habe meine Schulbücher vergessen."
(gebruik voegwoord 'denn')

Slide 20 - Question ouverte

Die Lehrerin hilft mir. Sie hatte eigentlich keine Zeit.
(gebruik 'obwohl')

Slide 21 - Question ouverte

Ich finde. Du hättest mir helfen sollen.
(gebruik 'dass')

Slide 22 - Question ouverte

Het voegwoord / Konjunktionen / Bindewörter
Herhaling
Bundel: punt 27 t/m 32

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Das Kind sagt, das/dass es Bauchschmerzen hat.
A
dass
B
das

Slide 25 - Quiz

Das Kind, das/dass Bauchschmerzen hatte, kann jetzt wieder lachen.

A
dass
B
das

Slide 26 - Quiz

Ich habe das Auto nicht gekauft, aber/ sondern geleast.

A
aber
B
sondern

Slide 27 - Quiz

Ich beende unsere Beziehung, wenn/wann/als du nicht die Wahrheit sagst.

A
wenn
B
wann
C
als

Slide 28 - Quiz

Ich weiß noch nicht, ob/oder ich mitkomme.

A
ob
B
oder

Slide 29 - Quiz

Diese Grammatik in Zusammenhang mit dem Brief
Verwerk in je brief ten minste 1 nevenschikkend en 1 onderschikkend voegwoord. (hoofdzin+hoofdzin en hoofdzin+bijzin).

Let op juist gebruik van voegwoorden. (Punt 27-32).

Slide 30 - Diapositive

Selbständig arbeiten
Weektaak (zie ItsLearning)
Alleen of samen
Vragen stellen
Antwoorden nakijken (antwoorden staan online. Ik heb ook een paar nakijkboekjes liggen. Deze kan je in de les lenen)

Slide 31 - Diapositive

Lernziele
  1. Je herhaalt de betekenis van signaalwoorden en het verband dat ze in de tekst aangeven.

  2. Aan het einde van de les weet je wat de volgorde van Duitse werkwoorden in hoofd- en bijzinnen is. 


Slide 32 - Diapositive

Mitteilungen
  • Auerhaus planning
  • Feedback Brief --> via video. Uiterlijk vrijdag 15 oktober.
  • Herziene brief inleveren staat op weektaak week 43 (week na herfstvakantie).
  • Vragen?

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive