Hoofdstuk 5 De schone was weer fris in de kast

Wat betekent dit
wassymbool?
A
Op 30° wassen in de machine
B
Met de hand wassen
C
Op 60° wassen in de machine
D
Op een antikreukprogramma wassen in de machine
1 / 17
suivant
Slide 1: Quiz
vakleerMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat betekent dit
wassymbool?
A
Op 30° wassen in de machine
B
Met de hand wassen
C
Op 60° wassen in de machine
D
Op een antikreukprogramma wassen in de machine

Slide 1 - Quiz

Wat betekent dit
wassymbool?
A
Op 30° wassen in de machine
B
Met de hand wassen
C
Op 60° wassen in de machine
D
Op een antikreukprogramma wassen in de machine

Slide 2 - Quiz

Wat betekent dit
wassymbool?
A
Wassen op 30° met normaal programma
B
Wassen op 30° met anti kreuk programma
C
Wassen op 30° met een speciaal programma
D
Wassen op 30° met de hand

Slide 3 - Quiz

Wat betekent dit
wassymbool?
A
Wassen op 30° met normaal programma
B
Wassen op 30° met anti kreuk programma
C
Wassen op 30° met een speciaal programma
D
Wassen op 30° met de hand

Slide 4 - Quiz

Wat betekent dit
wassymbool?
A
Op 30° wassen in de machine
B
Met de hand wassen
C
Op 60° wassen in de machine
D
Op een antikreukprogramma wassen in de machine

Slide 5 - Quiz

Hoofdstuk 5 
De schone was weer fris in de kast

Slide 6 - Diapositive

Welke soorten textiel ken je?

Slide 7 - Carte mentale

Soorten textiel:
  1. badtextiel (handdoeken, washandjes en badjassen)
  2. bedtextiel (beddengoed zoald dekbedhoezen, lakens en slopen)
  3. huishoudelijk textiel (theedoeken, vaatdoeken, keukenhanddoeken)
  4. woningtextiel (gordijnen en vitrage)
  5. kleding 

Slide 8 - Diapositive

Welke vezels zijn er?

Slide 9 - Carte mentale



natuurlijke vezels: wol, zijde, linnen en katoen

(half) synthetische vezels: bv viscose, polyester, viscose, acetaat, polyamide

mengsels: bv katoen met polyester, wol met polyacryl 



Slide 10 - Diapositive

Welke vezel is een natuurlijke vezel?
A
acetaat
B
polyacryl
C
katoen
D
viscose

Slide 11 - Quiz

wassymbolen

Slide 12 - Diapositive

Wat betekent dit wassymbool?
A
Strijken lage temperatuur
B
Strijken medium temperatuur
C
Strijken hoge temperatuur
D
Strijken zeer hoge temperatuur

Slide 13 - Quiz

Wat betekent dit wassymbool?
A
Niet drogen in de wasdroger
B
Drogen in de wasdroger
C
Niet wassen in de wasmachine
D
Wassen in de wasmachine

Slide 14 - Quiz

Wat betekent dit wassymbool:
A
niet wassen
B
niet strijken
C
niet drogen
D
niet bleken

Slide 15 - Quiz

Wat betekent dit wassymbool:
A
wassen op 30 graden
B
wassen op 40 graden
C
handwassen
D
niet wassen

Slide 16 - Quiz

Opdracht:

- Kijk via je mail naar het overzicht van je voortgang
- Ga verder met de opdrachten in het boek. Als je een hoofdstuk af hebt: kijk na en toets.


Slide 17 - Diapositive