Hoofdletter

Welkom bij Nederlands!
START:
Pak je boek, schrift & pen. Berg je mobieltje op.
Maak H3, Spelling, opdracht 1 (pag. 113).

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!
START:
Pak je boek, schrift & pen. Berg je mobieltje op.
Maak H3, Spelling, opdracht 1 (pag. 113).

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Info
  • Uitleg H3 Spelling
  • ZS: Gram. Spelling maken
  • ZF: Spelling nakijken
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive



Info

Het SO is niet nagekeken.


De volgende boektoets is over één week. Je krijgt er twee lesuren voor.
We gaan er nog voor oefenen.


Vandaag
  • Info
  • Uitleg 
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 3 - Diapositive



Lesdoel

Aan het eind van deze les...

- ... weet je wanneer je hoofdletters moet gebruiken.

- ... kun je hoofdletters in een zin schrijven.

Vandaag
  • Info
  • Uitleg 
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 4 - Diapositive



Hoofdletters

Wanneer moet je hoofdletters gebruiken?


Zet het GROOT op je blaadje!! Ik wil van iedereen twee redenen zien om hoofdletters te gebruiken.

Vandaag
  • Info
  • Uitleg 
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 5 - Diapositive



Hoofdletters

- Aan het begin van een zin


Maar: begint de zin met een apostrof, dan heeft het tweede woord een hoofdletter

EN:Na een cijfer laten we de hoofdletter zitten.

Vandaag
  • Info
  • Uitleg 
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 6 - Diapositive



Hoofdletters

- Bij namen en woorden die van namen afgeleid zijn:

Ashanti

Mila's fiets

- Bij aardrijkskundige namen en afleidingen daarvan:

Nederland

Zuid-Afrikaans

Vandaag
  • Info
  • Uitleg 
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 7 - Diapositive



Hoofdletters

- Bij straatnamen:

Vijverweg

Schinkeldijk

- Bij namen van producten en bedrijven:

Fanta

Samsung

IKEA


Vandaag
  • Info
  • Uitleg 
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 8 - Diapositive



GEEN hoofdletter

- Bij dagen van de week en maanden:

maandag, dinsdag, ....

januari, februari, ....

- seizoenen & windstreken:

winter, lente, ....

noorden, oosten, ....



Vandaag
  • Info
  • Uitleg 
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 9 - Diapositive



Aan de slag!
Vandaag
  • Info

  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting
Je maakt H3, Spelling (pag. 113).

Luister even mee wat de bedoeling is.

Huiswerk: H3, Spelling, opdracht 1, 2, 3, 4 & 5.

Slide 10 - Diapositive



ZS
  • Je werkt voor jezelf en in stilte.
  • Je weet wat je moet doen.

Je maakt H3, Spelling (pag. 113).
Klaar? Je kunt verder werken.
Klaar? Je kunt nakijken.

Huiswerk: H3, Spelling, opdracht 1 t/m 5.






Vandaag
  • Info

  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 11 - Diapositive



ZF
  • Je werkt voor jezelf.
  • Je mag fluisterend overleggen met elkaar.
  • Je weet wat je moet doen.

Klaar met Spelling? Je kijkt het werk van je buur na!

Huiswerk: H3, Spelling, opdracht 1, 2, 3, 4 & 5.





Vandaag
  • Info

  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 12 - Diapositive



Lesdoel behaald?

Aan het eind van deze les...

- ... weet je wanneer je hoofdletters moet gebruiken.

- ... kun je hoofdletters in een zin schrijven.

Vandaag
  • Info
  • Uitleg 
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 13 - Diapositive

Afsluiting
Huiswerk:
H3, Gram. Woordsoorten, opdracht 1, 2, 3 & 4.


Slide 14 - Diapositive

Met of zonder hoofdletter?
A
Maaike
B
maaike

Slide 15 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen

Slide 16 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 17 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
aardrijkskunde
B
Aardrijkskunde

Slide 18 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 19 - Quiz

Welk woord heeft géén hoofdletter?
A
Maastricht
B
Juli
C
Tim
D
Pasen

Slide 20 - Quiz

Welk woord heeft geen hoofdletter?
A
Engels
B
Amsterdamse
C
Noorden
D
Peugeot

Slide 21 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
koningin maxima
B
Koningin maxima
C
Koningin Maxima
D
koningin Maxima

Slide 22 - Quiz

Alle leerlingen van de Dean Academy in Engeland kregen plotseling vrij.
alle (woordsoort)
A
bepaald rangtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 23 - Quiz

Het 6e lesuur zijn wij vrij.
wat is 6e?
A
telwoord
B
rangtelwoord
C
onbepaald telwoord
D
bepaald telwoord

Slide 24 - Quiz

Hoe noem je
"tweede - tachtigste - honderdste"?
A
telwoord
B
rangtelwoord
C
voorzetsel
D
voegwoord

Slide 25 - Quiz

3. Twee derde van mijn klas haalde voor die toets een cijfer hoger dan een voldoende.
A
Twee derde = bepaald hoofdtelwoord
B
Twee derde = bepaald rangtelwoord

Slide 26 - Quiz

Genoemde zaken zijn elkaars tegenovergestelde
A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 27 - Quiz

Genoemde zaken worden achter elkaar opgesomd
A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 28 - Quiz

Gebeurtenissen worden in een bepaalde tijdsvolgorde genoemd
A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 29 - Quiz

Daarna, vervolgens, intussen, 2017, nu, eerst, vroeger, acht uur ...
Signaalwoorden horen bij:

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 30 - Quiz

Ten eerste, ten tweede, verder, ook, ten slotte, om te beginnen, 1, 2, 3, ...
Signaalwoorden horen bij:

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 31 - Quiz

Maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant, aan de andere kant, tegenover, ...
Signaalwoorden horen bij:

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 32 - Quiz

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 33 - Quiz

We hebben Jan de Ried aangenomen vanwege zijn kennis van de markt. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als leidinggevende.

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 34 - Quiz

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 35 - Quiz