Grammatica H1 2TL-HK

Welkom 2E/2F/2G
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom 2E/2F/2G

Slide 1 - Diapositive

Deze les
  • Wat weten jullie nog van vorig jaar van de grammatica?
  • Korte herhaling + uitleg persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en onderwerp
  • Aan de slag 

Slide 2 - Diapositive

Wat is ook alweer een persoonsvorm? Noteer een zin en benoem de persoonsvorm.

Slide 3 - Question ouverte

Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?
A
Enkelvoud naar meervoud
B
Van tijd veranderen
C
'T eX-KoFSCHiP gebruiken
D
Een vraag maken van de zin

Slide 4 - Quiz

Persoonsvorm (pv) 
Persoonsvorm = een werkwoord > iets wat je kunt doen

Als je twijfelt of een woord een pv is, zet je er 'ik' voor(of hij/zij/jullie/wij)

Welke van de onderstaande woorden is een persoonsvorm? 
boek, dansen, lachen, laptop, fiets, bril, bel, bellen

Slide 5 - Diapositive

Hoe vind je de pv in een zin? 
2 manieren: 
1. Verander de zin van tijd (t.t. > v.t. OF v.t. > t.t. )
  • Wij dansen heel de avond. > Wij dansten heel de avond. 
Dansen verandert mee.

2. Maak een vraagzin. Pv komt vooraan te staan.
  • Wij dansen heel de avond. > Dansen wij heel de avond? 
Dansen komt vooraan de zin te staan. 

Slide 6 - Diapositive

De persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde hebben met elkaar te maken. Wat is het wg ook alweer?

Slide 7 - Question ouverte

Noteer een zin met meerdere werkwoorden.

Slide 8 - Question ouverte

Werkwoordelijk gezegde (wg) 
Werkwoordelijk gezegde = ALLE werkwoorden in een zin 
(dus de persoonsvorm + andere werkwoorden) 

Wat is de pv en wg in onderstaande zin?
  • Ik had het moeten weten dat jij dat zou doen.


Slide 9 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde (wg) 
Let op: soms horen er zinsdelen bij het wg die géén ww zijn! 

1. Voorzetsel splitsbaar ww (opeten, inleveren, uitslapen):
Danny eet zijn broodje op.

2. Het woordje 'te' kan bij het wg horen:
Isa ligt in de stoel te slapen

3. De woorden 'aan het' kunnen bij het wg horen: 
Martin is aan het gamen. 

Leer deze uitzonderingen goed voor de toets! 

Slide 10 - Diapositive

''Zij had dat nooit mogen doen.''
Wat is het wg?
A
Zij
B
mogen
C
Had mogen doen
D
had doen

Slide 11 - Quiz

Aan de slag 
  • Maak opdracht 1 en 2 van het document in Magister. Ga naar Magister > opdrachten > oefenopdrachten grammatica H1 
  • Doe dit in tweetallen.
  • Na ongeveer 5-10 minuten gaan we klassikaal bespreken. 

Slide 12 - Diapositive

5 minuten pauze

Slide 13 - Diapositive

''Vanmiddag komen mijn broer en zijn vriendin langs.''
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
Vanmiddag
B
Komen langs
C
Mijn broer
D
Mijn broer en zijn vriendin

Slide 14 - Quiz

Onderwerp (o)
Je vindt het onderwerp door de volgende vraag te stellen: 
Wie/wat + wg? = onderwerp 

Bijvoorbeeld: 
''Afgelopen weekend hebben Johan en Natasja een evenement bezocht. ''
Wie/wat + wg? = onderwerp 
Wie/wat + hebben bezocht? 
= Johan en Natasja 


Slide 15 - Diapositive

Nu jullie 
Wie/wat + wg = o 

1. Overmorgen gaan de meiden uit klas 3B naar de bioscoop. 
2. Via een sms'je maakte het meisje de verkering uit. 
3. 5000 jaar geleden leefden er allerlei bijzondere diersoorten op aarde.

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag
  • Maak opdracht 3 van het document in Magister. Ga naar Magister > opdrachten > oefenopdrachten grammatica H1 
  • Doe dit in tweetallen.
  • Na ongeveer 5-10 minuten gaan we klassikaal bespreken. 

Slide 17 - Diapositive

Wederkerend werkwoord 
= een ww waar 'zich' voor het hele werkwoord staat

zich wassen, zich vergissen, zich schamen

Let op: bij ontleden hoort 'zich' bij het werkwoordelijk gezegde
Ze | schaamt | zich | niet | voor de rommel. 

Slide 18 - Diapositive

Huiswerk komt in Magister te staan :) 

Slide 19 - Diapositive