H3: nakijken Sp H3 3 - 5, herhalen tekstopbouw, uitleg verbanden

Dictee
1 De masseuse gaat hardhandiger te werk als ze vindt dat haar klant arrogant is.
2 De draagkracht van deze constructie hebben de technici heel precies berekend.
3 Het applaus na afloop van het stuk kwam voor de muzikanten als een complete verrassing.
4 Als je aan een vitaminetekort lijdt, is het slim om een supplement te slikken of je dieet aan te passen.
5 Op alle braderieën vind je tegenwoordig wel een kraampje waar ze goede curry’s verkopen.
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Dictee
1 De masseuse gaat hardhandiger te werk als ze vindt dat haar klant arrogant is.
2 De draagkracht van deze constructie hebben de technici heel precies berekend.
3 Het applaus na afloop van het stuk kwam voor de muzikanten als een complete verrassing.
4 Als je aan een vitaminetekort lijdt, is het slim om een supplement te slikken of je dieet aan te passen.
5 Op alle braderieën vind je tegenwoordig wel een kraampje waar ze goede curry’s verkopen.

Slide 1 - Diapositive

Dictee
6 De filmster beweert dat ze zich niet kan herinneren wanneer ze haar dure sieraad heeft afgedaan.
7 Alleen dommeriken hadden niet in de gaten dat het aantal mensen de in lift de beperkte capaciteit oversteeg.
8 In het tijdschrift staan maar liefst drie artikelen over de kangoeroe en zijn leven.
9 Tijdens het openhartige interview bekent de minister dat hij zich soms een marionet van de industrie voelt.
10 Mijn opa heeft het opengaan van de grenzen in zijn land niet heel bewust beleefd.

Slide 2 - Diapositive

- Nakijken Sp. H3: 4 - 5
- Lezen H3: herhalen tekstopbouw
- Uitleg zins- en alineaverbanden + huiswerk

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
Spelling:
- Je kent de meervoudsvormen van de zelfstandig naamwoorden.
- Je weet wanneer je een -n schrijft bij bijvoorbeeld alle(n).
Lezen:
- Je weet hoe een tekst is opgebouwd.
- Je kunt signaalwoorden en verbanden  van opsomming, tegenstelling en voorbeeld herkennen.
- Je kunt zelf een kernzin formuleren.

Slide 4 - Diapositive

Nakijken Spelling H3 - opdracht 4 (blz. 131)
  • 1 laatste
  • 2 enkele
  • 3 verscheidene
  • 4 sommigen, anderen
  • 5 vele
  • 6 eersten
  • 7 langsten
  • 8 enigen

Slide 5 - Diapositive

Nakijken Spelling H3 - opdracht 5 (blz. 131)
  • Eigen antwoord.
  • De hond en zijn baasje genoten allebei van de lange wandeling.                     De hond en zijn baasje genoten alle twee van de lange wandeling.                       
  • Taaladviesdienst: allebei mag. Onze taal: zonder-n.

Slide 6 - Diapositive

Lezen H3: tekstopbouw en verbanden

Slide 7 - Diapositive

Wat weet je nog over
de tekstopbouw van een
zakelijke tekst?

Slide 8 - Carte mentale

Slide 9 - Diapositive

Wat is het doel van een inleiding?

Slide 10 - Question ouverte

Welke vier manieren van inleiden ken je?

Slide 11 - Question ouverte

Welke functie heeft een middenstuk?

Slide 12 - Question ouverte

Kernzinnen, hoofdzaken en bijzaken horen bij het middenstuk. Waarom?

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Diapositive

Waar denk jij aan bij
tekstverbanden?

Slide 15 - Carte mentale

Lezen H3: tekstverbanden
Je hebt twee soorten verbanden:
- Zinsverbanden: zinnen die met elkaar in verbinding staan
- Alineaverbanden: alinea's die met elkaar in verbinding staan

Verbanden herken je aan signaalwoorden of groepjes signaalwoorden.  Soms moet je goed de inhoud van een alinea lezen om het verband te ontdekken.

Slide 16 - Diapositive

Uitspraak-opsomming
Verschillende dingen die bij elkaar horen, worden opgenoemd.

Ook, verder, bovendien, daarnaast, ten eerste..., ten tweede..., en

Slide 17 - Diapositive

Uitspraak-tegenstelling
Het tegenovergestelde van elkaar wordt beweerd.

Maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds... anderzijds

Slide 18 - Diapositive

Uitspraak-voorbeeld
Er wordt een voorbeeld van een uitspraak / bewering genoemd.

Zoals, bijvoorbeeld, zo

Slide 19 - Diapositive

Wat is het signaalwoord?
Ik wilde graag gaan sporten, maar ik moest huiswerk maken.
A
ik
B
maar
C
moest
D
maken

Slide 20 - Quiz

Welk verband geeft 'maar' aan?
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling

Slide 21 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?
Wij hebben diverse sporten gedaan. Eerst hebben we gevoetbald, daarnaast gevolleybald en tot slot gebasketbald.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling

Slide 22 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?
Wij hadden betere dingen te doen, zoals een potje FIFA.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling

Slide 23 - Quiz

Huiswerk
1 Markeer de signaalwoorden van opsomming, tegenstelling en voorbeeld.
2 Benoem het soort verband (of geef het verband een speciaal kleurtje).
3 Maak opdr. 7 (blz. 144 - 145).

Slide 24 - Diapositive