2m/h_Les 1 - De Brug Grammatica zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Les 1 - De Brug Grammatica zinsdelen

2havo 

Deze les...

Theorie herhalen

Opdrachten maken in LessonUp

Opdrachten maken in (online) Talent 

Huiswerk?

Leerdoel:

Ik weet welke zinsdelen ik kan tegenkomen in een zin.

Ik kan de zinsdelen benoemen.

Wat zijn zinsdelen?

* Zinsdelen zijn stukjes van een zin die je niet uit elkaar kunt halen als je de zin door elkaar husselt.

* Alles wat je voor de persoonsvorm kunt zetten is 1 zinsdeel.

* Een persoonsvorm en het onderwerp zijn bijvoorbeeld altijd een zinsdeel.

Waarom leer je over zinsdelen?

Je leert dan over de structuur van een tekst.

Dat is handig bij het leren van vreemde talen.

Het benoemen van zinsdelen noem je redekundig ontleden.

Maak zoveel mogelijk zinnen van:
Vier jaar geleden vertelde Peter mij een bijzonder verhaal

Antwoorden:

1. Vier jaar geleden / vertelde Peter mij een bijzonder verhaal.

2. Een bijzonder verhaal / vertelde Peter mij vier jaar geleden.

3. Peter / vertelde mij vier jaar geleden een bijzonder verhaal.

4. Mij / vertelde Peter vier jaar geleden een bijzonder verhaal.

5. Een bijzonder verhaal / vertelde Peter mij vier jaar geleden.

Elk (zo lang mogelijk stukje) dat je vóór de persoonsvorm kunt zetten, is een zinsdeel.

Die zinsdelen ga je leren benoemen.

Soorten zinsdelen:

Persoonsvorm

Onderwerp

Gezegde

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Bijwoordelijke bepaling

Soorten zinsdelen

Hoe vind je de persoonsvorm?

En het onderwerp?

Anna heeft haar oma een bos bloemen gegeven.

1. pv = heeft
2. pv = gegeven

Anna heeft haar oma een bos bloemen gegeven.

1. Onderwerp = Anna
2. Onderwerp = oma
3. onderwerp = een bos bloemen

Soorten zinsdelen

Hoe vind je het gezegde?

En het lijdend voorwerp?

Anna heeft haar oma een bos bloemen gegeven.
Wat is het gezegde?

Anna heeft haar oma een bos bloemen gegeven.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. Anna
2. (haar)Oma
3. een bos bloemen

Soorten zinsdelen

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

En de bijwoordelijke bepaling(en)?

Wat is het meewerkend voorwerp?
Anna heeft haar oma een bos bloemen gegeven.

1. Anna
2. haar oma
3. een bos bloemen

Kun jij een voorbeeld geven van een bijwoordelijke bepaling?

Kort samengevat:

Persoonsvorm (pv): werkwoord dat van tijd of getal verandert.

Ik koop een bloemkool in de supermarkt. / Wij kochten een bloemkool in de supermarkt.

Onderwerp: wie of wat + pv

Wie of wat koopt? Ik

Lijdend voorwerp: wie of wat + gezegde + onderwerp

Wie of wat  koop ik? Een bloemkool

Meewerkend voorwerp: aan/voor wie of wat?

Aan/Voor wie of wat koop ik? 

Kort samengevat:

Zijn er nog zinsdelen over?

Ik koop een bloemkool in de supermarkt.

Pv = koop

Ow = ik 

Wg = koop

LV = een bloemkool

Mv = -

JA

in de supermarkt

in de supermarkt is een bijwoordelijke bepaling (tijd/plaats/hoedanigheid)

Wat weet je nog van het naamwoordelijk gezegde?

Wat waren de 9 koppelwerkwoorden ook alweer?

Naamwoordelijk gezegde

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de zin: Mijn moeder wilde vroeger altijd docent worden.

1. wilde worden
2. wilde docent worden
3. docent
4. docent worden

Wat is het koppelwerkwoord in de zin: Mijn moeder wilde vroeger altijd docent worden.

1. wilde
2. worden
3. docent
4. wilde docent worden

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de zin: Ik ben sinds mijn 23e jaar kapster.

1. ben kapster
2. kapster
3. ben
4. sinds mijn 23e jaar kapster

Wat is het koppelwerkwoord in de zin: Ik ben sinds mijn 23e jaar kapster.

1. ben kapster
2. kapster
3. ben
4. sinds mijn 23e jaar kapster

Schrijf een zin op met een naamwoordelijk gezegde en minimaal twee werkwoorden.
LET OP: het mag geen zin uit deze les zijn!

Voorzetselvoorwerp

Lees eens in 

je boek Talent 

de theorie 

over het voorzetsel-

voorwerp nog eens 

door.

Bedenk zo veel mogelijk werkwoorden met een vast voorzetsel.

Verder oefenen...opdrachten maken in (online) Talent .

• De docent geeft je oefenmateriaal op papier.
• Of bijvoorbeeld --> https://www.cambiumned.nl/

Hoe ging het oefenen?

Als het goed is weet je nu...

...welke zinsdelen je kan tegenkomen in een zin.

Als het goed is kan je nu...

...de zinsdelen benoemen 

Huiswerk voor 4 september?

Leesboek bij!

Snelhechter bij!