Gesprekjes 2 (Mijn famillie en ik)

Vorige keer
  • Iemand groeten
  •  Jezelf voorstellen
  • Zeggen hoe oud je bent
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EnglishPrimary EducationAge 12

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Vorige keer
  • Iemand groeten
  •  Jezelf voorstellen
  • Zeggen hoe oud je bent

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Je familie voorstellen
  •  Je huisdieren voorstellen
  • Zeggen waar je woont

Slide 2 - Diapositive

Woorden
Engels
Uitspraak
Nederlands
Brother
Broh-thuhr
Broer
Sister
Sihs-tuhr
Zus
Sibling
Sih-bling
Broer of Zus
Mother
Moh-thuhr
Moeder
Father
Fah-thuhr
Vader

Slide 3 - Diapositive

Zinnen
Engels
Nederlands
I have three siblings
Ik heb drie broers of zussen
I have one sister
Ik heb één zus
I have one brother
Ik heb één broer
I have one older brother
Ik heb één oudere broer
I have one younger sister
Ik heb één jongere zus

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Opdracht 1
Groet
Stel jezelf voor
Zeg hoe oud je bent
Zeg hoeveel broers of zussen je hebt
Vertel of zij ouder of jonger dan jou zijn

Slide 6 - Diapositive

Opdracht 1 (voorbeeld)
Hey! (groet)
I am Lesley (stel jezelf voor)
I am twenty four years old (zeg hoe oud je bent)
I have two siblings, two older sisters

Slide 7 - Diapositive

Woorden
Engels
Uitspraak
Nederlands
Child
Chaild
Kind
Son
Sohn
Zoon
Daughter
Doh-tuhr
Dochter
Parent
Peh-ruhnt
Ouder
Grandparent
Grehnd-peh-ruhnt
Grootouder
Grandmother
Grehnd-moh-thuhr
Grootmoeder/ oma
Grandfather
Grehnd-fah-thuhr
Grootvader / Opa

Slide 8 - Diapositive

Zinnen
Engels
Nederlands
I am my mothers child
Ik ben mijn moeders kind
I am my fathers son/daughter
Ik ben mijn vaders zoon/dochter
My mother has a mother
Mijn moeder heeft een moeder
She is my grandmother
Zij is mijn grootmoeder
My father has a father
Mijn vader heeft een vader
He is my grandfather
Hij is mijn grootvader
My parents' parents are my grandparents
Mijn ouders ouders zijn mijn grootouders

Slide 9 - Diapositive

My mothers' mother is my...
A
Grandfather
B
Grandmother
C
My daughter
D
My son

Slide 10 - Quiz

My mothers' father is my...
A
Grandfather
B
Grandmother
C
My daughter
D
My son

Slide 11 - Quiz

I am my fathers' ....
A
Child
B
Grandmother
C
Grandparent
D
Grandfather

Slide 12 - Quiz

My mother and my father are my...
A
Grandparents
B
Grandmother
C
Parents
D
Grandfather

Slide 13 - Quiz

Woorden
Engels
Uitspraak
Nederlands
Uncle
unk-kohl
Oom
Aunt
Ohnt
Tante
Niece
Nies
Nicht (kind van broer of zus)
Nephew
Neh-fjoew
Neef (kind van broer of zus)
Cousin
Cuh-zihn
Kind van oom/tante

Slide 14 - Diapositive

Zinnen
Engels
Nederlands
My mother has a brother
Mijn moeder heeft een broer
He is my uncle
Hij is mijn oom
My mother has a sister
Mijn moeder heeft een zus
She is my aunt
Zij is mijn tante
My Aunt and Uncle have a child
Mijn oom en tante hebben een kind
She is my cousin
Zij is mijn nicht

Slide 15 - Diapositive

My uncle and my Aunt have a daughter. She is my...
A
Cousin
B
Niece
C
Nephew
D
Grandmother

Slide 16 - Quiz

My brother has a daughter. She is my...
A
Cousin
B
Niece
C
Nephew
D
Grandmother

Slide 17 - Quiz

My mother has a brother he is my...
A
Cousin
B
Niece
C
Aunt
D
Uncle

Slide 18 - Quiz

My father has a sister she is my...
A
Cousin
B
Niece
C
Aunt
D
Uncle

Slide 19 - Quiz

Woorden
Engels
Uitspraak
Nederlands
Married to
meh-ried toe
getrouwd met
Step-mother / father
stehp 
Stiefmoeder/vader
Grandchild
Grehnd-chaild
Kleinkind
Granddaughter/son
Grehnd-doh-tuhr / sohn
Kleindochter / zoon

Slide 20 - Diapositive

Opdrachten thuis
Opdracht 1 vul in wie wie is in de stamboom die je ziet. Bijvoorbeeld: Phyllis is brian's grandmother.
Opdracht 2 Vul je eigen stamboom in! Schrijf er zinnen bij zoals:
"This is my father, he is married to my mother" etc. Beschrijf ook of jouw ouders broers en zussen hebben "My mother has..." "my father has..." en of zij kinderen hebben! Kijk hoever je komt :)

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Hoe was het?
Leuk?
Nuttig?
Nieuw of bekend?
Te veel of te weinig stof?
Te veel of te weinig opdrachten?

Slide 24 - Diapositive

Volgende week
Of:
Volle les Engels met nieuwe dingen
of:
Jij gaat mij stof in punjabi leren en ik leer jouw het in het Engels?

Slide 25 - Diapositive

Punjabi
Alphabet 
Persoonlijke voornaamwoorden (Ik ,jij, hij, wij , jullie, zij)
Werkwoorden:  Rennen, lopen, vliegen, zwemmen
in de Tegenwoordige tijd (Ik ren, Ik loop, Ik vlieg, Ik zwem)
Jezelf voorstellen:  Ik heet, ik ben zoveel jaar oud, ik woon in...

Slide 26 - Diapositive