Les 10 paragraaf 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Woensdag 2 oktober

Welkom allemaal 

Pak je werkboek en schrift

Leerdoel

Je leert feiten, meningen en argumenten onderscheiden in een tekst.

Schrijf op

Wat is volgens jou een...

- feit

- mening 

- argument

Feit

Je kunt controleren of het waar of onwaar is:

Een van de hoofdpersonages uit het boek Blackmail is Tess.

Blackmail is geschreven door Margje Woodrow.

De eerste zin is een voorbeeld van een waar feit; de tweede zin is een voorbeeld van een onwaar feit, want het boek is geschreven door Cis Meijer. 

Je kunt beide feiten controleren door informatie over dit boek op te zoeken.

Mening/standpunt

Is wat iemand van iets vindt. 

Met de mening van de schrijver van een tekst kun je het als lezer eens of oneens zijn. 

Een mening herken je soms aan signaalwoorden: volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening en mijns inziens

Of woorden als: er moet, er zou moeten en we zouden moeten.

Argument

Als je een mening geeft, geef je ook argumenten waarom je dat vindt. Een Je herkent het vaak signaalwoorden: want, omdat, immers en namelijk.

De boeken van schrijvers als Cis Meijer, Mel Wallis de Vries en Margje Woodrow zijn zeer geschikt voor jongeren (standpunt). De boeken gaan namelijk over jongeren (argument 1). Bovendien zijn de boeken ontzettend spannend en daardoor lees je ze makkelijk uit (argument 2).

Feit, mening of argument?

De aarde draait in ongeveer 365,25 dagen om de zon.

Sociale media hebben een negatieve invloed op jongeren.

Iedereen zou minstens één vreemde taal moeten leren op school.

Klimaatverandering moet serieus worden aangepakt, omdat de stijgende zeespiegel anders gevaarlijke gevolgen heeft voor kustgebieden.

De lichtsnelheid bedraagt ongeveer 300.000 kilometer per seconde.

Klassieke muziek is minder interessant dan moderne muziek.

De schooldag zou later moeten beginnen, omdat tieners bewezen meer slaap nodig hebben om goed te functioneren.

Onbekende woorden

bewierookte (al. 1) - 

regionen (al. 1) - 

kwalitatief (al. 2) - 

kwantitatief (al. 2) - 

intellectuele (al. 4) - 

sabotage (al. 4) - 

gebieden - iets opzettelijk in de war sturen - te maken ​​hebbend met de hoeveelheid - geprezen; vereerde - te maken hebbend met de kwaliteit - verstandelijke; geestelijke

Aan de slag

Ga verder met P4 opdracht 1 of start met opdracht 5

Einde van de week is af:

Cursus 1 lezen P4 Feit, mening en argument

Opdracht 1 vraag 2 t/m 9

Opdracht 5

Opdracht 7 vraag 1 t/m 8 + 10