Tekstverbanden, tekstsoorten, teksten met meningen

Tekstverbanden en signaalwoorden
Let op!
Bij de meerkeuzevragen staat in de vraag het woord GEEN.
bijvoorbeeld
Wat is GEEN signaalwoord voor een opsomming?
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Tekstverbanden en signaalwoorden
Let op!
Bij de meerkeuzevragen staat in de vraag het woord GEEN.
bijvoorbeeld
Wat is GEEN signaalwoord voor een opsomming?

Slide 1 - Diapositive

Wat is GEEN signaalwoord voor een opsomming?
A
tevens
B
en
C
ten eerste
D
omdat

Slide 2 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord voor een samenvatting/conclusie?
A
kortom
B
indien
C
dus
D
hieruit volgt

Slide 3 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord voor een tegenstelling?
A
maar
B
echter
C
evenals
D
toch

Slide 4 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord voor een voorbeeld?
A
bovendien
B
zo
C
zoals
D
bijvoorbeeld

Slide 5 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord voor een oorzaak?
A
doordat
B
daardoor
C
waardoor
D
daarom

Slide 6 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord voor een reden?
A
omdat
B
daarom
C
dat houdt in
D
want

Slide 7 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord voor een voorwaarde?
A
tenzij
B
niettemin
C
indien
D
mits

Slide 8 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord voor een doel-middel?
A
om ... te
B
door middel van
C
daarna
D
om

Slide 9 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord voor een tijd?
A
eerst
B
daarna
C
vervolgens
D
later

Slide 10 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord voor een vergelijking?
A
net zoals
B
bovendien
C
evenals
D
net zo

Slide 11 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord voor een uitleg?
A
tevens
B
dat wil zeggen
C
met andere woorden
D
dat houdt in

Slide 12 - Quiz

Tekstsoorten en tekstdoelen

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Welke tekstsoort zag je?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het tekstdoel?
A
informerende tekst
B
activerende tekst
C
amuserende tekst
D
overtuigende tekst

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Welke tekstsoort zag je?

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het tekstdoel?
A
instruerende tekst
B
activerende tekst
C
amuserende tekst
D
overtuigende tekst

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Welke tekstsoort zag je?

Slide 21 - Question ouverte

Wat is het tekstdoel?
A
informerende tekst
B
activerende tekst
C
amuserende tekst
D
overtuigende tekst

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Welke tekstsoort zag je?

Slide 24 - Question ouverte

Wat is het tekstdoel?
A
informerende tekst
B
activerende tekst
C
amuserende tekst
D
overtuigende tekst

Slide 25 - Quiz

Noem een tekstsoort waarbij het doel overtuigen is.

Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Diapositive

Teksten met meningen

Slide 28 - Diapositive

Wat je op waarheid kunt controleren is een ...
A
mening
B
argument
C
feit
D
gevoel

Slide 29 - Quiz

Wat iemand vindt over een onderwerp is een ...
A
mening
B
argument
C
feit
D
gevoel

Slide 30 - Quiz

Een argument is ...
A
wat je aandraagt om je mening te onderbouwen.
B
sterk als het gebaseerd is op gevoelens.
C
sterk als het gebaseerd is op feiten.
D
sterk als je je mening herhaalt.

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

objectief argument

Slide 34 - Carte mentale

subjectief argument

Slide 35 - Carte mentale

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Vidéo

Wat is een betoog?

Slide 39 - Question ouverte

Betoog
De schrijver geeft in een betoog duidelijk zijn mening.
Hij gebruikt argumenten om de lezer te overtuigen van zijn gelijk.
De hoofdgedachte van een betoog is de mening van de auteur.

Slide 40 - Diapositive

Beschouwing
In een beschouwing geeft de schrijver de lezer de mogelijkheid om zelf een mening te vormen.

De schrijver probeert de lezer dus niet te overtuigen van zijn eigen mening, zoals bij een betoog, maar belicht een onderwerp vanuit verschillende kanten.
De lezer gebruikt een beschouwende tekst om zelf een standpunt te vormen over het onderwerp.


Slide 41 - Diapositive