1B2 ~ Formatieve toets Spelling WW'n H 1 t/m 3 ~ 16-11-2021

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Formatieve toets
Spelling werkwoorden H 1 t/m 3 
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Formatieve toets
Spelling werkwoorden H 1 t/m 3 

Slide 1 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Wat is de stam van het werkwoord 'verhuizen'? 
A. Verhuiz
B. Verhuis
C. Verhuisd
D. Verhuist

Slide 2 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Wat is de stam van het werkwoord 'antwoorden'? 

A. antwoor
B. ant
C. antwoord
D. antwoorde

Slide 3 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Wat is de stam van het werkwoord 'doen'? 
A. doen
B. doed
C. doet 
D. doe

Slide 4 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Met welk werkwoord kan je controleren of je een werkwoord met een 't' aan het einde schrijft in de tegenwoordige tijd? 

Slide 5 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
In welke werkwoordsvorm staan deze zinnen?  
  • Ik loop naar school. 
  • Jij fietst naar school. 
  • Zij stept naar school. 
  • U rijdt naar school. 

Slide 6 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Zet de volgende werkwoorden in de pvtt:

1. Youri... (winnen) een medaille. 
2. ... (Beleven) Eva een avontuur? 
3. Ik... (blijven) nog even hier.

Slide 7 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Waar staan de afkortingen pvtt en pvvt voor? 
A. 'Perfecte vorm toekomst tijd' en 'perfecte vorm verleden tijd'
B. 'Persoonsvorm toekomstige tijd' en  'persoonsvorm voltooide tijd'
C. 'Persoonsvorm tegenwoordige tijd' en 'persoonsvorm verleden tijd'

Slide 8 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Een sterk werkwoord is zo sterk dat de klank altijd hetzelfde blijft in de verleden tijd.

  • Juist
  • Onjuist

Slide 9 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Met welk woord kun je controleren of je een werkwoord in de verleden tijd met -te(n) of - de(n) schrijft? 

Slide 10 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Welke werkwoorden schrijf je met  -te(n) in de verleden tijd? 
A. Slepen                              D. Fietsen
B. Regenen                          E. winkelen
C. Gebeuren                        F. Zweven

Slide 11 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Welke werkwoorden schrijf je met  -de(n) in de verleden tijd? 
A. Luisteren                         D. Schaatsen
B. Rusten                              E. Werken
C. Wiebelen                         F. Plaatsen

Slide 12 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Hoe schrijf je de pvvt van een sterk werkwoord op? 

A. Zo uitgebreid en volledig mogelijk
B. Zo kort en eenvoudig mogelijk 

Slide 13 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Hoe schrijf je deze werkwoorden in de pvvt op? 

A. De artiest ... (treden) op. 
B. De leerling ... (houden) zich aan de afspraak. 
C. Vanmorgen ... (schrikken) ik van de tram. 

Slide 14 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden

Waar in het boek staat een handig schema over werkwoordspelling? 

Slide 15 - Diapositive

H1 t/m 3 Spelling Werkwoorden
Over welk onderwerp wil je nog meer uitleg? 
A. Pvtt (hoofdstuk 1) 
B. Pvvt: zwakke werkwoorden
C. Pvvt: sterke werkwoorden

Slide 16 - Diapositive

Hoe goed kun je nu een summatieve toets maken over Spelling Werkwoorden H 1 t/m 3
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage