M1 NE paragraaf 4.7 en 4.8 (week 10)

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

M1 NE paragraaf 4.7 en 4.8

Grammatica en spelling

Leerdoelen

1. Je kent de woordsoorten van hst 1 t/m 3;
2. je kent de woordsoorten bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel;
3. Je weet hoe je de verleden tijd van zwakke werkwoorden vormt;
4. je weet hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoordencorrect  schrijft;;
5. je kan de 10 dicteewoorden correct schrijven.

Week 10

• M. Test jezelf  4.7
• M. paragraaf 4.7 opdracht 6, 10, 11, 14
• M. Test jezelf 4.8
• M. paragraaf 4.8 opdracht 4, 5, 6, 8 t/m 12 en 14

Eerder klaar? woordtrainer, leesboek lezen

Planning

Les 1: Uitleg woorden 4.7 + zelfstandig werken Test jezelf + opdrachten n.a.v. de toetsresultaten

Les 2:  uitleg 4.8 + zelfstandig Test jezelf + opdrachten n.a.v. de toetsresultaten

Les 3: zelfstandig werken 

Les 4: zelfstandig werken / boek lezen

Wat weet je nog? 

Welke lidwoorden zijn er?

Welke woordsoort?
Ons VOEDSEL is een populair gespreksonderwerp.

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. voorzetsel
4. bijvoeglijk naamwoord

Welke woordsoort?
Ons voedsel is een populair GESRPEKSONDERWERP.

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. voorzetsel
4. bijvoeglijk naamwoord

Welke woordsoort?
HOUD je van lekkere hamburgers en vette mayo?

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Welke woordsoort?
Houd je van LEKKERE hamburgers en VETTE mayo?

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Welke woordsoort?
BROOD, VLEES en SAUS hebben nu een slechte REPUTATIE

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Welke woordsoort?
Het ITALIAANSE Flower Burgers maakt daarom GEZONDE VEGANISTISCHE burgers.

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Welke woordsoort?
Natuurlijke extracten GEVEN de burgers hun verschillende kleuren.

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Welke woordsoort?
Val jij VOOR dit vrolijke fastfood?

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. voorzetsel
4. bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.

1. waar
2. niet waar

Niet waar.

De bal is rond. Hier is rond een bn.

Een bijvoeglijk naamwoord eindigt altijd op een -e.

1. waar
2. niet waar

Een Syrisch meisje. 

BN geen -e

Sommige bijvoeglijke naamwoorden beginnen met een hoofdletter.

1. waar
2. niet waar

Bedenk een passend bijvoeglijk naamwoord: Het ... meisje zit naast mij.

Een voorzetsel hoort altijd ergens bij.

1. waar
2. niet waar

Ja, dit klopt: het voorzetsel in hoort bijvoorbeeld bij de zomer in de

zin: In de zomer gaan we altijd naar Frankrijk.

Hoe kun je controleren of een woord een voorzetsel is?

In welke zin is OP een voorzetsel?

1. ik eet mijn broodje op in de zon.
2. Ik eet mijn broodje op een muurtje in de zon.

Vervolgtraject na Test jezelf

Alle leerdoelen gehaald?

• M. opdracht 14

Leerdoel voorzetsels niet gehaald?

• M. opdracht 10 en 11

Leerdoel bijvoeglijk naamwoord niet gehaald?

• M. opdracht 6

Planning

Les 1: Uitleg woorden 4.7 + zelfstandig werken Test jezelf + opdrachten n.a.v. de toetsresultaten

Les 2:  uitleg 4.8 + zelfstandig werken Test jezelf + opdrachten n.a.v. de toetsresultaten

Les 3: zelfstandig werken 

Les 4: zelfstandig werken / boek lezen

M1 NE paragraaf 4.7 en 4.8

Grammatica en spelling

Leerdoelen

1. Je kent de woordsoorten van hst 1 t/m 3;
2. je kent de woordsoorten bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel;
3. Je weet hoe je de verleden tijd van zwakke werkwoorden vormt;
4. je weet hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoordencorrect  schrijft;;
5. je kan de 10 dicteewoorden correct schrijven.

Week 10

• M. Test jezelf  4.7
• M. paragraaf 4.7 opdracht 6, 10, 11, 14
• M. Test jezelf 4.8
• M. paragraaf 4.8 opdracht 4, 5, 6, 8 t/m 12 en 14

Eerder klaar? woordtrainer, leesboek lezen

Planning

Les 1: Uitleg woorden 4.7 + zelfstandig werken Test jezelf + opdrachten n.a.v. de toetsresultaten

Les 2:  uitleg 4.8 + zelfstandig Test jezelf + opdrachten n.a.v. de toetsresultaten

Les 3: zelfstandig werken 

Les 4: zelfstandig werken / boek lezen

Wat weet je nog? 

Verleden tijd.
De docent (starten) ... de les.

Verleden tijd
Eerst (vertellen) ... hij een verhaal

Voor 'T KoFSCHiP gebruik je de stam van het zwakke werkwoord

1. waar
2. niet waar

Staat de laatste letter van de stam niet in 'T KoFSCHiP dan krijgt de verleden tijd -te/-ten

1. waar
2. niet waar

Wat is de stam van 'verhuizen'?

Wat is het meervoud van
spellingscategorie?

Wat is het meervoud van twee?

Wat is het meervoud van knie?

1. Knieën
2. Kniën

Wat is het meervoud van porie?

1. porieën
2. poriën

Over welk spellingsprobleem gaan de dicteewoorden?

1. c als s
2. c als k
3. eau als oo
4. dubbelzetter

Vervolgtraject na Test jezelf 4.8

Alle leerdoelen gehaald?

• M. opdracht 14

Leerdoel verleden tijd niet gehaald?

• M. opdracht 4, 5 en 6

Leerdoel bijvoeglijk naamwoord niet gehaald?

• M. opdracht 10, 11 en 12

Planning

Les 1: Uitleg woorden 4.7 + zelfstandig werken Test jezelf + opdrachten n.a.v. de toetsresultaten

Les 2:  uitleg 4.8 + zelfstandig werken Test jezelf + opdrachten n.a.v. de toetsresultaten

Les 3: zelfstandig werken 

Les 4: zelfstandig werken / boek lezen

Week 10

• M. Test jezelf  4.7
• M. paragraaf 4.7 opdracht 6, 10, 11, 14
• M. Test jezelf 4.8
• M. paragraaf 4.8 opdracht 4, 5, 6, 8 t/m 12 en 14

Eerder klaar? woordtrainer, leesboek lezen