Meervoudsvormen

Goedemorgen!
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen!

Slide 1 - Diapositive

OP DE MARKT

Slide 2 - Carte mentale

Dialoog op de markt
Hans gaat naar de markt

Slide 3 - Diapositive

WAAR IS HANS
A
In de viswinkel
B
in de kledingwinkel
C
op de markt
D
in de groentewinkel

Slide 4 - Quiz

Met wie praat Hans
A
zijn vrouw
B
de marktkoopman
C
zijn dochter
D
de supermarktmanager

Slide 5 - Quiz

Hoeveel tomaten koopt Hans
A
10
B
15
C
5
D
20

Slide 6 - Quiz

Wanneer komen de buren bij Hans eten
A
vandaag
B
morgen
C
volgende week
D
over 3 dagen

Slide 7 - Quiz

Waar moet Hans spekjes kopen
A
op de markt
B
bij de slager
C
in de supermarkt
D
bij de groenteboer

Slide 8 - Quiz

Hoeveel moet Hans betalen
A
10,10
B
5,25
C
8,30
D
3,10

Slide 9 - Quiz

Meervoud op -en (blz. 98)
- Veel zelfstandige naamwoorden hebben een 

-en 
als meervoud
   
Denk aan: feesten, uitnodigingen, stoelen, et cetera.

  

Slide 10 - Diapositive

Meervoud op -en
- Veel zelfstandige naamwoorden hebben een -en meervoud
   Denk aan: feesten, uitnodigingen, stoelen, et cetera.
- Soms moet je:
   De laatste letter verdubbelen: vlag -> vlaggen

  

Slide 11 - Diapositive

Meervoud op -en
-
   Een a/e/o/u weglaten: steen -> stenen

  

Slide 12 - Diapositive

Meervoud op -en

   Een -f veranderen in een -v: duif -> duiven 

  

Slide 13 - Diapositive

Meervoud op -en

   Een -s veranderen in een -z: muis -> muizen

  

Slide 14 - Diapositive

-ee of -ie: wat nu?!
- Enkelvoud eindigt op -ee
   Dan wordt het meervoud met 

-ën (idee - ideeën/fee - feeën)

geschreven

Slide 15 - Diapositive

-ee of -ie: wat nu?!
- Enkelvoud eindigt op -ie? Vind de klemtoon!
- Valt de klemtoon op de achterste -ie?
    > Voeg -ën toe: theorie - theorieën 
  

Slide 16 - Diapositive

-ee of -ie: wat nu?!
- Klemtoon op een andere lettergreep?
  > De laatste -e krijgt een trema en je voegt een-n toe
     Voorbeeld: olie - oliën.
  

Slide 17 - Diapositive

Meervoud op -s (blz. 130)
- Je schrijft de -s achter het enkelvoud

Bezems, cafés, decoraties.
-

Slide 18 - Diapositive

Meervoud op -s
- Je schrijft het met apostrof, als:

   Bij woorden op -a, -i, -o, -u of -y

   Sudoku's, pyjama's, kiwi's.

Slide 19 - Diapositive

Meervoud op -s
- Let op: woorden die eindigen op twee of drie klinkers als één klank? De -s aan het woord plakken!

Milieus, etuis, gameboys.

Slide 20 - Diapositive

Probeer het eens!
-Maak oefening e0 op pagina pag 60 van Tekstboek

-Maak oefening 8 op pagina 60 a en b

Slide 21 - Diapositive

Bespreken opdr. vorige les

Slide 22 - Diapositive

lesdoel supermarkt
Wat leer je in deze les:
  • Wat heb je nodig als je naar de supermarkt gaat?
  • Welke afdelingen zijn er in de supermarkt?
  • Welke soorten eten zijn er (vlees, kaas, brood, ...)?
  • Welke soorten brood verkopen ze?


Slide 23 - Diapositive

Wat zie je in de supermarkt?

Slide 24 - Carte mentale

de winkelwagen(de kar)
de
winkelmand
de krat
de boodschappentas
de boodschappenlijst

Slide 25 - Question de remorquage

Slide 26 - Diapositive

het gehakt
de vleeswaren
de worst
de smeerworst
de kip
(kipfilet)

Slide 27 - Question de remorquage

Slide 28 - Diapositive

Welke soorten brood ken je?

Slide 29 - Carte mentale

roggebrood
bruin brood  
wit brood
volkorenbrood

Slide 30 - Question de remorquage

krentenbrood
worstenbrood
stokbrood
croissant

Slide 31 - Question de remorquage

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Wat vind jij lekker
op jouw boterham?

Slide 34 - Carte mentale

Slide 35 - Lien

Kijk in de folder. Hoeveel kosteen kaasplateau
A
5,50 euro
B
19, 25euro
C
9,99 euro
D
2.20 euro

Slide 36 - Quiz

Ga naar de volgende bladzijde.
Hoeveel kost een fles Smirnov?
A
13,99 euro
B
2 voor 20 euro
C
20 euro
D
2 voor 45 euro

Slide 37 - Quiz

Hoeveel kosten 3 pak snickers, mars?
A
3,45 euro
B
4,50 euro
C
1,00 euro
D
2,50 euro

Slide 38 - Quiz

                   Woorden schrijven
                              Kijk naar het plaatje.
                                Welke groenten zie je?

Slide 39 - Diapositive

Welke groenten ken jij?

Slide 40 - Carte mentale

                   Woorden schrijven
                      fruit
                              

Kijk naar het plaatje.
                                Welke groenten zie je?

Slide 41 - Diapositive

Welke FRUIT ken jij?

Slide 42 - Carte mentale

AFDELINGEN IN DE SUPERMARKT

Slide 43 - Diapositive

FRUITAFDELING

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

IN GESPREK OP DE MARKT
Groenteboer


Klant
Wie is er aan de beurt
Ik
Zeg het maar
2 Komkommers graag
Ik heb mooie tomaten
Doe die maar
Anders nog iets?
Een bloemkool ajb
Nee dat was het
Tasje erbij
Ja graag
Gata het zo mee?
ja hoor.Nee, heeft u een tasje

Slide 46 - Diapositive

De prijs en betalen
Klant

Groenteboer
Wat kost de komkommer?
Drie komkommers voor een euro
Hoeveel kost een klein bakje champignons
Twee paprika's voor de prijs van een
Hoeveel kosten de paprika's
Dat is dan acht dertig/Dat is dan 8 euro 30
Hoe duur zijn de boontjes
Hebt u er dertig cent bij
Hoeveel Ost het? Hoeveel is het?
Heeft u het niet kleiner
Tasje erbij
Gata het zo mee?

Slide 47 - Diapositive

Dialoog oefenen
Maak met elkaar een dialoog. Een is de groenteboer en de ander de klant

Slide 48 - Diapositive