29-03
1 / 14
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
We klommen weleens in die boomhut en daar ... wij dan een broedende arend.
A
bespieden
B
bespiedde
C
bespiede
D
bespiedden
Slide 3 - Quiz
De kleine cowboy had zijn eigen ...
A
lassootje
B
lasso'tje
C
lassotje
Slide 4 - Quiz
De varkensboerderij is opgeheven ... de natuur en het toerisme.
A
ter gunsten van
B
te gunste van
C
ten gunste van
Slide 5 - Quiz
De biljarter speelde elke bal met een opnieuw ... keu.
A
gekreten
B
gekrijte
C
gekrete
D
gekrijtte
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
De biljarter speelde elke bal met een opnieuw gekrijte keu.
De biljarter speelde elke bal met een opnieuw gekrijte keu.
Slide 8 - Question ouverte
Wat is het onderwerp in de volgende zin:
De biljarter speelde elke bal met een opnieuw gekrijte keu.
De biljarter speelde elke bal met een opnieuw gekrijte keu.
Slide 9 - Question ouverte
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin:
De biljarter speelde elke bal met een opnieuw gekrijte keu.
De biljarter speelde elke bal met een opnieuw gekrijte keu.
Slide 10 - Question ouverte
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
De biljarter speelde elke bal met een opnieuw gekrijte keu.
De biljarter speelde elke bal met een opnieuw gekrijte keu.
Slide 11 - Question ouverte
Wat is de bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
De biljarter speelde elke bal met een opnieuw gekrijte keu.
De biljarter speelde elke bal met een opnieuw gekrijte keu.
