1 havo vanaf week 16

• Mens & Natuur
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Plant & dier

1 havo

Lesplanning

1. Planning + Leerdoelen doornemen

2. Terugblik vorige les + HW bespreken

3. Uitleg tk en pk 8

4. Aan de slag

4. Afsluiting

Planning + Leerdoelen

Zeeslak

De zeeslak leeft op plaatsen waar er maar heel weinig voedsel te vinden is. Maar de zeeslak heeft hier een spectaculaire oplossing voor.

Algen, die ook in de zee leven, leven op zonne-energie. De zeeslag eet deze algen op, maar in de plaats van dat deze algen worden verteerd, blijven ze intact. De algen gaan aan het werk met koolstofdioxide en zonlicht en maken glucose, waar de zeeslak goed van weet te profiteren. Zo hoeft de zeeslak veel minder te eten en kan hij op plekken leven waar heel weinig voedsel te vinden is.

Kruis de kenmerken aan van planten in een natte omgeving.

1. Kleine bladeren
2. Grote bladeren
3. Weinig wortels
4. Veel wortels

De huidmondjes van planten in een natte omgeving zullen vooral ...

1. open staan
2. dicht zijn

Benoem minimaal 2 manieren van een plant, zodat vijanden uit de buurt blijven.

Je ziet hier een gorilla in zijn/haar leefgebied. Geef de biotische en abiotische factoren in het gebied aan.

Biotische factoren

Abiotische factoren

Tropische temperatuur

Planten

Water

Gorilla

Bladeren

Wind

Welk dier leeft er in de hitte?

1. Links
2. Rechts

HW check

https:

Leerdoelen Week 16

• Je benoemt het proces van de evolutie en wat Charles Darwin en fossielen daarmee te maken hebben.
  
• Je beschrijft waarom natuurlijke selectie een belangrijke factor is in de evolutie en hoe een nieuwe soort ontstaat.
  
• Je benoemt het verschil tussen omnivoren, herbivoren en carnivoren en geeft daarbij aan welke soort kiezen deze groepen dieren hebben.
  
• Je benoemt hoe de vorm van het lichaam is aangepast aan de functie.
  
• Je verklaart waarom poten van een dier zijn aangepast aan de omgeving waarin een dier leeft en gebruikt hierbij de begrippen; topganger, teenganger en zoolganger.
  
• Je verklaart het verschil tussen warm- en koudbloedige dieren en hun aanpassingen die hiermee gepaard gaan.

Evolutie

Iedereen gelooft en vindt iets anders...

Biologen gaan uit van Evolutie

Wat dat is? Gaan we vandaag behandelen.

Evolutie

Evolutie is het proces waarbij soorten ontstaan uit elkaar, alle soorten hebben één gemeenschappelijke voorouder.

Darwin

Natuurlijke selectie

Bij natuurlijke selectie gaat het om welk organisme het beste is aangepast aan zijn/haar omgeving. De best aangepaste organismen krijgen meer nakomelingen dan organismen met minder gunstige aanpassingen. 

Snavel is aangepast op de omgeving.

Nieuwe soorten

Hoe is dit dier aangepast aan de omgeving?

Aan de slag

Maken week 16:

• Theoriekaart 8 (lessonUp)
• Praktijkkaart 8 (alleen het theoriegedeelte, dus lezen + LessonUp vragen)

Volgende les:

- Fantasiedier tekenen 

- Alle leerstof herhalen

Huiswerk volgende les:

Tk. 1 t/m 8 

PK. 1 t/m 8 

HWK. 1 t/m 4

https:

Leerdoelen behaald?

• Je benoemt het proces van de evolutie en wat Charles Darwin en fossielen daarmee te maken hebben.
  
• Je beschrijft waarom natuurlijke selectie een belangrijke factor is in de evolutie en hoe een nieuwe soort ontstaat.
  
• Je benoemt het verschil tussen omnivoren, herbivoren en carnivoren en geeft daarbij aan welke soort kiezen deze groepen dieren hebben.
  
• Je benoemt hoe de vorm van het lichaam is aangepast aan de functie.
  
• Je verklaart waarom poten van een dier zijn aangepast aan de omgeving waarin een dier leeft en gebruikt hierbij de begrippen; topganger, teenganger en zoolganger.
  
• Je verklaart het verschil tussen warm- en koudbloedige dieren en hun aanpassingen die hiermee gepaard gaan.

Huiswerk

Week 16:

• Maken theoriekaart 8
• Maken praktijkkaart 8
  (theorie + lessonup)

Veel plezier vandaag en tot volgende keer!

Tot de volgende keer!

Plant & dier

1 havo

Regels online les

• In Magister staat bij huiswerk aangegeven waar de link voor de les te vinden is (meestal zal dit Classroom zijn).
  
• De leerlingen zijn de hele les zichtbaar aanwezig
  
• De leerlingen volgen de lessen aan een bureau of tafel (dus niet vanuit bed) 
  
• De leerlingen hebben hun camera aan en microfoon uit
  
• De leerlingen stellen vragen via de chat

Wat gaan we vandaag doen?

1. Terugblikken

2. Aan de slag met praktijkkaart 8 (fantasiedier)

3. Afsluiting

Leerdoelen 

• Je benoemt het proces van de evolutie en wat Charles Darwin en fossielen daarmee te maken hebben.
  
• Je beschrijft waarom natuurlijke selectie een belangrijke factor is in de evolutie en hoe een nieuwe soort ontstaat.
  
• Je benoemt het verschil tussen omnivoren, herbivoren en carnivoren en geeft daarbij aan welke soort kiezen deze groepen dieren hebben.
  
• Je benoemt hoe de vorm van het lichaam is aangepast aan de functie.
  
• Je verklaart waarom poten van een dier zijn aangepast aan de omgeving waarin een dier leeft en gebruikt hierbij de begrippen; topganger, teenganger en zoolganger.
  
• Je verklaart het verschil tussen warm- en koudbloedige dieren en hun aanpassingen die hiermee gepaard gaan.

Mijn kiezen zijn puntig, zodat ik goed mijn prooi kan verscheuren.

1. Omnivoor
2. Carnivoor
3. Herbivoor

Ik ben een onwijs goede sprinter. Ik ben beter in de korte afstanden, dan in de lange afstanden.

1. Zoolganger
2. Teenganger
3. Topganger

Ik moet heel snel kunnen zwemmen, welke vorm past er het beste bij mij?

1. 
2. 

Aan de slag

Maken week 16:

• Praktijkkaart 8 (fantasiedier tekenen)

Gebruik bij het maken van het fantasiedier de theorie uit praktijkkaart 8

Maak een screenshot/foto van jouw fantasiedier en zet het hieronder neer.

Leerdoelen behaald?

• Je benoemt het proces van de evolutie en wat Charles Darwin en fossielen daarmee te maken hebben.
  
• Je beschrijft waarom natuurlijke selectie een belangrijke factor is in de evolutie en hoe een nieuwe soort ontstaat.
  
• Je benoemt het verschil tussen omnivoren, herbivoren en carnivoren en geeft daarbij aan welke soort kiezen deze groepen dieren hebben.
  
• Je benoemt hoe de vorm van het lichaam is aangepast aan de functie.
  
• Je verklaart waarom poten van een dier zijn aangepast aan de omgeving waarin een dier leeft en gebruikt hierbij de begrippen; topganger, teenganger en zoolganger.
  
• Je verklaart het verschil tussen warm- en koudbloedige dieren en hun aanpassingen die hiermee gepaard gaan.

Huiswerk

Week 16:

• Maken theoriekaart 8
• Maken praktijkkaart 8
  
• Huiswerkkaart 5

Veel plezier vandaag en tot volgende keer!

Tot de volgende keer!