M4 oefententamen 1: Spelling

Spelling 
persoonsvormen / werkwoorden
meervoudsvormen
leestekens
verkleinwoorden
meervoudsvormen
klankstukken
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Spelling 
persoonsvormen / werkwoorden
meervoudsvormen
leestekens
verkleinwoorden
meervoudsvormen
klankstukken

Slide 1 - Diapositive

persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 2 - Diapositive

De klas (kiezen) morgen een nieuwe klassenvertegenwoordiger.

Slide 3 - Question ouverte

Ik (vinden) pure chocola het lekkerst, maar melk (lusten) ik ook wel.

Slide 4 - Question ouverte

In onze achtertuin (worden) een perenboom geplant.

Slide 5 - Question ouverte

persoonsvorm verleden tijd

Slide 6 - Diapositive

Twee enthousiaste gidsen (laten) ons Kopenhagen zien.

Slide 7 - Question ouverte

De verslaggever (beschrijven) de situatie na de overstroming.

Slide 8 - Question ouverte

De snoepjes (kleven) aan mijn kiezen.

Slide 9 - Question ouverte

Klankstukken


hak elk woord in zoveel mogelijk klankstukken

Slide 10 - Diapositive

Breek het woord in zoveel mogelijk klankstukken. Gebruik afbreekstreepjes: onderhandelingstafel 

Slide 11 - Diapositive

Breek het woord in zoveel mogelijk klankstukken. Gebruik afbreekstreepjes: condoleanceregister

Slide 12 - Diapositive

Breek het woord in zoveel mogelijk klankstukken. Gebruik afbreekstreepjes: verwarmingsmonteur

Slide 13 - Diapositive

Hoofdletters en leestekens

Slide 14 - Diapositive

In welke zin zijn de hoofdletters en leestekens goed gebruikt?
A
Kinderspeelgoed van duplo is erg populair.
B
kinderspeelgoed van Duplo is erg populair.
C
Kinderspeelgoed van Duplo is erg populair
D
Kinderspeelgoed van Duplo is erg populair.

Slide 15 - Quiz

In welke zin zijn de hoofdletters en leestekens goed gebruikt?
A
Elise Van Git houdt van koffie, thee en limonade.
B
Elise van Git houdt van koffie, thee, en limonade.
C
Elise van Git houdt van koffie, thee en limonade.
D
elise Van Git houdt van koffie, thee en limonade

Slide 16 - Quiz

In welke zin zijn de hoofdletters en leestekens goed gebruikt?
A
Ik stop met tennissen, want ik heb last van een tennisarm.
B
Ik stop met tennissen want, ik heb last van een tennisarm.
C
ik stop met Tennissen, want ik heb last van een tennisarm
D
Ik stop met tennissen want, ik heb last van een Tennisarm.

Slide 17 - Quiz

Welke van deze woorden schrijf je met een hoofdletter?
basisschool - haarlem - koningsdag - korenbloem - vrijdag - zomer

Slide 18 - Question ouverte

Neem de zin over en voeg hoofdletters en leestekens toe:
we gaan vrijdag naar de bioscoop want er draait een nieuwe james bond

Slide 19 - Question ouverte

Neem de zin over en voeg hoofdletters en leestekens toe:
deze tweedehands batavus kostte maar honderd euro dus het was een koopje


Slide 20 - Question ouverte

Neem de zin over en voeg hoofdletters en leestekens toe.
jasper heeft een filmpje over junkfood geupload naar youtube.

Slide 21 - Question ouverte

Neem de zin over en voeg hoofdletters en leestekens toe:
mevrouw van dam neemt de sbocht naar de sporthal

Slide 22 - Question ouverte

Neem de zin over en voeg hoofdletters en leestekens toe:
pas s morgens om een uur of vier verliet de bezoeker uit australie het cafe

Slide 23 - Question ouverte

Werkwoordspelling

Slide 24 - Diapositive

uitleg 
Noteer de werkwoorden uit de volgende zin en geef aan of het inf, pvtt, pvvt, vd, od of bn is.
In de vakantie wil Stan goedkoop gaan skiën in Polen.
wil = pvtt, gaan = inf, skiën = inf

Slide 25 - Diapositive

Noteer de werkwoorden uit de volgende zin en geef aan of het inf, pvtt, pvvt, vd, od of bn is.
Het nieuws over de geldproblemen van de actrice werd nogal overdreven.

Slide 26 - Question ouverte

Noteer de werkwoorden uit de volgende zin en geef aan of het inf, pvtt, pvvt, vd, od of bn is.
Mia heeft al haar kleedgeld opgespaard voor een nieuw jas.

Slide 27 - Question ouverte

Noteer de werkwoorden uit de volgende zin en geef aan of het inf, pvtt, pvvt, vd, od of bn is.
Zou dat schilderij echt 6 miljoen hebben gekost?

Slide 28 - Question ouverte

Verkleinwoorden

Slide 29 - Diapositive

Noteer de verkleinwoorden van de volgende woorden:
bodem - beweging - wandeling - glas - cd

Slide 30 - Question ouverte

Meervoudsvorming

Slide 31 - Diapositive

Wat is het meervoud van bikini?
A
bikini's
B
bikinies
C
bikinie's
D
bikiniën

Slide 32 - Quiz

Wat is het meervoud van paardenhoef?
A
paardenhoefen
B
paardenhoefs
C
paardenhoeven
D
paardenhoeveren

Slide 33 - Quiz

Noteer het meervoud van de volgende woorden:
Parijzenaar - politiebureau - bangerik - theeglas - koffiekop

Slide 34 - Question ouverte

Aan elkaar of los?
voorbeeld:
Schrijf woorden waar nodig aan elkaar:
Met een nieuw lage druk gebied op komst en een zeer ongunstige weers verwachting heeft het KNMI code rood af gegeven; Rijks waterstaat zal morgen ochtend vrijwel zeker moeten sneeuw ruimen.
antwoord:
lagedrukgebied, weersverwachting, Rijkswaterstaat, morgenochtend, sneeuwruimen

Slide 35 - Diapositive

Schrijf woorden waar nodig aan elkaar:
Om half 11 kwam een zwaar beladen binnen vaart schip met een laad vermogen van negen honderd ton, dat maar moeizaam vooruit kwam, de Rotterdamse haven binnen varen.

Slide 36 - Question ouverte

Schrijf woorden waar nodig aan elkaar:
Tijdens de voetbal interland plaatste Jari de bal midden in het straf schop gebied van de tegenstanders, maar zijn voorzet werd weg gekopt en de verdediging kon stand houden.

Slide 37 - Question ouverte

Welk woord is juist gespeld?
A
applaudiseren
B
aplaudiseren
C
applaudizeren
D
aplaudizeren

Slide 38 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
intervieuw
B
interview
C
inter vieuw
D
inter view

Slide 39 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
te alle tijden
B
ten alle tijden
C
te alle tijde
D
te allen tijde

Slide 40 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
gezamelijk
B
gezamenlijk

Slide 41 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
moorddadig
B
moordadig
C
moord dadig

Slide 42 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
herrinnering
B
herindering
C
herinnering
D
herrindering

Slide 43 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
frikadeletje
B
frikadelletje
C
frikandeletje
D
frikandelletje

Slide 44 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
tv-tje
B
tvtje
C
tv tje
D
tv'tje

Slide 45 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
zonneschijn
B
zonnenschijn

Slide 46 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
postpakket zending
B
post-pakketzending
C
postpakketzending
D
postpakket-zending

Slide 47 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
verassen
B
verrassen
C
verrasen
D
ver assen

Slide 48 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
tremas
B
tremaas
C
trema's

Slide 49 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
onmiddelijk
B
onmidellijk
C
onmiddellijk

Slide 50 - Quiz

Ik ben beter / goed voorbereid op het tentamen spelling (herkansing)
0100

Slide 51 - Sondage