1.4 Schrijven

• Nederlands
• Middelbare school

1.4 schrijven

3 tl

Stageverslag

Leerdoelen

- Ik kan een stageverslag schrijven.

- Ik kan een tekst indelen. (inleiding/kern/slot)

- Ik kan signaalwoorden op juiste wijze gebruiken.

Verslag

Beschrijving van iets dat je gezien, meegemaakt, onderzocht of gelezen hebt.

Voorbeelden: stageverslag, practicum- of onderzoeksverslag, boekverslag, verslag van een sportwedstrijd

5W1H-vragen

Wie? 

Wat?
Waar?
Waarom?

Hoe?

Stageverslag - wat kun je beschrijven?

Noteer de datum van de dag.

Welke werkzaamheden heb je gedaan?

1. Wat heb je geleerd?

2. Wat vond je leuk?

3. Wat vond je moeilijk om te doen?

4. Wat was minder leuk?

5. Welke van je persoonlijke kwaliteiten heb je gebruikt?

6 Zijn er dingen die je bekend voorkomen of op school hebt geleerd?

7. Wat is je opgevallen binnen het bedrijf?

8. Wat was er deze keer anders dan de vorige dag?

Hoe schrijf je het verslag?

Inleiding
- Waar en wanneer heb je stage gelopen? Waarom heb je voor dit bedrijf gekozen? Vertel kort iets over het bedrijf.

Kern

- vijf alinea's --> elke dag is één alinea.

- beschrijf minimaal vier van de acht punten.

Hoe schrijf je een verslag?

Slot
- Conclusie 

Wat vond je van je stage? Waarom?
Wordt dit je toekomstige beroep? Waarom wel/niet?)

Opbouw

- Zet een titel boven je stageverslag

- Schrijf je voor- en achternaam onder het verslag

- Denk aan alinea's (witregels)

Signaalwoorden

Gebruik aan het begin van een alinea in het middenstuk en het slot een signaalwoord om het verband aan te geven.

Middenstuk --> Maandag 16 mei, Dinsdag 17 mei etc.

Slot  --> conclusie (dus, concluderend)

Opdrachten stage

Stageverslag --> opdracht 1 uit je stageboekje

Je gebruikt het dus voor Nederlands en voor LOB

Je stageverslag upload je uiteindelijk in Qompas.