Kapitel 3 - Schule

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Wiederholung Kapitel 3

die

der

das

Mann

Frau

Kind

Junge

Schule

Mädchen

Haus

Lehrer

Lehrerin

die

der

das

Herr

Meinung

Kind

Junge

Schule

Mädchen

Haus

Januar

Lehrerin

DER (m)

DIE (v)

DAS (o)

DIE (mv)

Schule

Mädchen

Haus

Abend

Kuh

Kaninchen

Möglichkeit

Sommer

Kinder

Aufgaben

die

der

das

Herr

Frau

Kind

Junge

Schule

Mädchen

Haus

Januar

Lehrerin

DER (m)

DIE (v)

DAS (o)

DIE (mv)

Schule

Mädchen

Haus

Stier

Kuh

Kaninchen

Möglichkeit

Bruder

Kinder

Aufgaben

die Klasse

die Pause

der Lehrer

die Lehrer

die Lehrerin

die Lehrerinnen

die Pausen

die Schulen

die Stunde

die Stunden

die Hauptschule

de school

de scholen

de leraren

het vmbo

de klas

de leraar

de leraressen

de (les)uren

de pauze

de lerares

het lesuur

de  pauzes

haben

sein

habe

bin

hast

bist

hat

ist

haben

haben

sind

sind

seid

habt

hebben	haben
ik heb	ich
jij hebt	du
hij/zij/het heeft	er/sie/es
wij hebben	wir
jullie hebben	ihr
zij hebben	sie
u heeft	S ie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

haben

wat is de juiste meervoudsvorm van
Frau

1. Die Fraun
2. die Frauen
3. der Frauen
4. der Fraun

De meervoudsvorm van de zus is

1. die Schwester
2. die Schwesters
3. die Schwestern
4. die Geschwister

Wat is de meervoudsvorm van
die Maus

1. die Mausen
2. die Mäuse
3. der Mausen
4. die Mause

Vul de juiste meervoudsvorm in van:
der Schrank

Meervoudsvorm van
'der Baum' .....

1. die Baumen
2. die Baume
3. die Bäumen
4. die Bäume

Meervoudsvorm van
'das Zimmer' .....

1. die Zimmer
2. die Zimmers
3. die Zimmeren

Vul de meervoudsvorm in van:
das Haus

Meervoudsvorm (Plural)

1. Mannelijk (der): umlaut + e	der Ball, die Bälle; der Stundenplan, die Stundenpläne
2. Vrouwelijk (die): + (e)n	die Straße, die Straßen; die Katze, die Katzen
3. Onzijdig (das): + e	das Heft, die Hefte; das Pferd, die Pferde
4. Mannelijk en onzijdig die eindigen op -el, -en, -er veranderen niet!	der Onkel, die Onkel; der Zettel, die Zettel; das Mädchen, die Mädchen
5. Woorden op -a,-i,-o,-y: +s	das Handy, die Handys; das Kino, die Kinos

Geef de meervoudsvorm van:

das Jahr - ....................

1. die Jahr
2. die Jahren
3. die Jahre
4. die Jahres

Vragende voornaamwoorden:
Vertaal: hoe

1. wie
2. wer
3. wo
4. was

Vragende voornaamwoorden:
Vertaal: wat

1. wie
2. wer
3. wo
4. was

Vragende voornaamwoorden:
Vertaal: waar

1. wie
2. wer
3. wo
4. was

Welk vragend voornaamwoord ?
....... bist du? Ich bin Natascha.

1. Wer
2. Wie
3. Was
4. Woher

Ik kan in 5 zinnen iets over mezelf vertellen

Nee

Deels

Ik kan mijn lesrooster in het Duits toelichten(dagen,tijden,vakken)

Ja

Nee

Deels

Ik kan iets over mijn familie en vrienden vertellen in minimaal 5 zinnen.

Ja

Nee

Deels

Kloktijd 1

1. Klok A
2. Klok B
3. Klok C
4. Klok D

Kloktijd 2

1. Klok A
2. Klok B
3. Klok C
4. Klok D

Wie spät ist es?

Kloktijd 3

1. vijf voor 11
2. 10 voor 2
3. vijf voor 12
4. 10 voor 11

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:

Es ist...

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
Es ist...

Kloktijden