Herhaling leesvaardigheid les 2/14/15/27/28/53/54

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

Herhaling leesvaardigheid

overdrijving =

1. De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker gezegd, maar telkens net iets anders.
2. Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
3. Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
4. Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Herhaling =

1. De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker genoemd, maar net iets anders.
2. Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
3. Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
4. Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Herhaling

De nadruk op woorden leggen door ze te herhalen.

Overdrijving

Iets groter/erger maken dan dat het is.

Wat is het tekstdoel?

1. De schrijver wil informatie geven (informeren)
2. De schrijver wil je amuseren (amuseren)
3. De schrijver wil je iets laten doen (activeren)
4. De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Wat is het tekstdoel?

1. De schrijver wil je amuseren (amuseren)
2. De schrijver wil informatie geven (informeren)
3. De schrijver wil je iets leren of uitleggen (instrueren)
4. De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Wat is het tekstdoel?

1. Instrueren
2. Informeren
3. Overtuigen
4. Activeren

Tekstdoelen:

• amuseren
• informeren 
• overtuigen
• activeren/overhalen
• Instructie geven

Wat is een oorzaak-gevolg?

1. Ik viel van de trap, doordat mijn veter loszat.
2. De spits van Ajax krijgt de bal goed aangespeeld, waardoor hij scoort.
3. Hij staat een acht voor de vakken wiskunde en Engels.
4. De kleuren van de vlag zijn geel en blauw.

Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband tijd?

1. later, voordat, eerst, ten slotte, tegelijkertijd
2. hierdoor, daarna, terwijl, zoals, toen
3. vervolgens, eerder, ook, met behulp van, hoewel
4. omdat, toen, maar, allereerst, zo, vroeger

Wat is een signaalwoord van het tekstverband conclusie?

1. tevens
2. kortom
3. met dat doel
4. daarentegen

TEKSTVERBANDEN

Tussen woorden, zinnen en alinea's in een tekst bestaat een verband --> het tekstverband.

Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Wat wordt bedoeld met de functie van een alinea?

1. bedoeling van de schrijver
2. indeling van een tekst

Het slot heeft altijd een functie of bedoeling. Wat kan géén functie van een slot zijn?

1. een opsomming geven
2. een samenvatting geven
3. een conclusie trekken
4. een toekomstverwachting uitspreken

Beeldspraak is...

1. figuurlijk taalgebruik om een speciale reden
2. beeldend taalgebruik
3. letterlijk taalgebruik met gebruik van beelden
4. taalgebruik met stijlfiguren

Wat is het beeldspraak

1. ik schrok me een hoedje
2. Ik maak een ballon
3. Ik lik een ijsje
4. hij is mooi

woordspelingen

Als ik de betekenis van een moeilijk woord moet vinden, dan...

1. sla ik dat woord over en begrijp ik de tekst iets minder goed.
2. lees ik de zin ervoor en erna extra goed door.

Hoe kun je de betekenis van moeilijke woorden vinden?

1. Zoeken naar een synoniem, een tegenstelling of een omschrijving
2. Zoeken naar een voorbeeld in de tekst
3. Alle drie de antwoorden zijn juist
4. Letten op bekende woorddelen

Moeilijke woorden

Moeilijke woorden

Wat is dit? 'Een gloednieuwe telefoon, wie wil dat nou niet?'

1. Retorische vraag
2. Ironie

Een leraar tegen z'n klas: 'Denk je dat ik dit nog een keer ga uitleggen?'

1. Ironie
2. Retorische vraag
3. Tautologie
4. Woordspeling

Wat is dit: 'Denk je nou echt dat je met zo'n cijfer overgaat?'

1. Retorische vraag
2. Ironie

Wat is dit: 'Wat een geweldig weer zeg!' (als het onweert)

1. Retorische vraag
2. Ironie

Wat is dit. 'Kun je niet een beetje uitkijken?!'

1. Retorische vraag
2. Ironie

‘Laat jij de hond even uit?’

Ironie

Vragen? Dan nu aan het werk

Je maakt een samenvatting van les:

2, 14, 15, 27, 28, 53 en 54.