Voorzetsels kerst


Doel van de les


Ik kan een voorzetsel herkennen in een zin en het juiste voorzetsel gebruiken.
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon


Doel van de les


Ik kan een voorzetsel herkennen in een zin en het juiste voorzetsel gebruiken.

Slide 1 - Diapositive

Voorzetsels
Voorzetsels geven aan waar of wanneer 
iets gebeurd:

- De kerstman staat voor de kerstboom
- De pannenkoeken liggen op het bord
- Na schooltijd hebben wij het kerstdiner

Slide 2 - Diapositive

Welke voorzetsels passen er allemaal bij?

Slide 3 - Diapositive

Voorzetsels

Slide 4 - Carte mentale

Wat is het voorzetsel in deze zin:

Het cadeau ligt onder de kerstboom
A
Het
B
Cadeau
C
Onder
D
Kerstboom

Slide 5 - Quiz

Wat is het voorzetsel in deze zin:

De slee van de kerstman hangt achter de rendieren
A
De
B
Slee
C
Kerstman
D
Achter

Slide 6 - Quiz

Welk voorzetsel past in deze zin:

Vrijdag .... schooltijd hebben wij kerstvakantie!
A
na
B
voor
C
tijdens
D
naast

Slide 7 - Quiz

Welk voorzetsel past in deze zin:

... het kerstdiner is er een heleboel lekker eten.
A
na
B
achter
C
tijdens
D
onder

Slide 8 - Quiz

Welke van deze woorden is GEEN voorzetsel?

A
Slee
B
Tussen
C
Naast
D
Voor

Slide 9 - Quiz

Welke van deze woorden is GEEN voorzetsel?

A
Na
B
Om
C
Vanaf
D
Het

Slide 10 - Quiz

Dus.... je hebt twee verschillende soorten voorzetsels

voorzetsel van tijd (wanneer?)
voorzetsel van plaats (waar?)

Slide 11 - Diapositive


Noem een voorzetsel van tijd

Slide 12 - Question ouverte


Noem een voorzetsels van plaats

Slide 13 - Question ouverte

Hoe ging het? Sleep naar de smiley die het beste erbij past.

Slide 14 - Question de remorquage