Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
H6 Lezen
Slide 1 - Diapositive
Aan de slag
Nakijken H6 lezen opdr 4
Herhalen theorie van Lezen
Slide 2 - Diapositive
1. Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 3 - Question ouverte
3. Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding?
A
Alinea 1
B
Alinea 1 en 2
C
Alinea 1,2 en 3
Slide 4 - Quiz
5. De gevolgen zijn: hoge bloeddruk; hoge hartslag; hart- en vaatziekten; ongezond gedrag zoals roken, drinken en ongezond eten; weinig beweging; geen goede slaap.
6.
(1) middel: tijd om te herstellen van ons veeleisende leven; doel: niet instorten;
(2) middel: vakantie; doel: volledig herstellen van de spanning van je werk.
Slide 5 - Diapositive
7. Waarom is vakantie belangrijk, ondanks de weekenden, avonden en andere vrije momenten?
Slide 6 - Question ouverte
8. Welke zin geeft het beste de strekking van alinea 3 weer?
A
Mensen die vaker op vakantie gaan, voelen zich goed
B
Mensen die zich goed, voelen gaan vaker op vakantie
Slide 7 - Quiz
10. Door het feit dat je op vakantie zelf kunt bepalen wat je doet.
Slide 8 - Diapositive
11. Citeer de zin uit alinea 4 waar 'Het positieve vakantiegevoel' naar verwijst.
Slide 9 - Question ouverte
12. Wat is het antwoordt op de vraag van de titel?
Slide 10 - Question ouverte
13. Is 'Op weg naar Balkonia' een passend kopje voor kadertekst 1?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quiz
14. Waarom kun je volgens kadertekst 2 beter niet onvoorbereid op vakantie gaan?
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Diapositive
Herhaling theorie
Slide 14 - Diapositive
De belangrijkste informatie in een tekst noemen we de ... ?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken
Slide 15 - Quiz
Vaak staat de hoofdzaak van een alinea in de kernzin. Waar vind deze zin?
Slide 16 - Question ouverte
Als ik de tekst wil onthouden, dan zet ik de hoofdzaken in een ...
Schema
Samenvatting
Slide 17 - Sondage
1 verband per antwoord
Welke tekstverbanden ken je?
Slide 18 - Carte mentale
Welk signaalwoord hoort bij een concluderend verband?
A
Want
B
Het gevolg is
C
Kortom
D
Dankzij
Slide 19 - Quiz
Welk verband past het best bij deze signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij
A
Concluderend
B
Redengevend
C
Chronologisch
D
Tegenstellend
Slide 20 - Quiz
Doel-middel verband
Vergelijkend verband
Samenvattend verband
Al met al
Kortom
Evenals
Groter dan
Door middel van
Zodat
Slide 21 - Question de remorquage
Welk verband toont waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil)?
A
Opsommend verband
B
Concluderend verband
C
Vergelijkend verband
D
Oorzakelijk verband
Slide 22 - Quiz
Een mening is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quiz
Ik kan een ... herkennen aan de signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening
A
Feit
B
Argument
C
Mening
D
Toelichtend verband
Slide 24 - Quiz
Wat is het argument in de zin: 'Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het schoolfeest. Dat staat je namelijk geweldig!'
Slide 25 - Question ouverte
Leg uit of deze bron betrouwbaar is
Slide 26 - Question ouverte
Betrouwbaar
Niet betrouwbaar
NOS journaal
Story
Quest
Telsell.com
Academisch ziekenhuis
Consumentenbond.nl
Slide 27 - Question de remorquage
Aan welke dingen kun je zien voor welke lezer een tekst bedoeld is?
Slide 28 - Question ouverte
In welke bron zou een tekst staan met als onderwerp: 'komt er een minimumleeftijd voor fastfood?'