Leestekens

Leestekens
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Leestekens

Slide 1 - Diapositive

Spelling
H1 Leestekens: dubbele punt en aanhalingstekens.

Slide 2 - Diapositive

Theorie
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken. Naast punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma’s zijn er nog meer leestekens.
Een dubbele punt laat zien dat je iets aankondigt of opsomt:
  • Ik kreeg gisteren een aantal cadeautjes: scheenbeschermers, voetbalkousen en een trainingsjack.

Als je opschrijft wat iemand letterlijk heeft gezegd, dan heet dat een citaat. Een citaat staat in de directe rede. Met een dubbele punt kun je een citaat aankondigen. Je zet het citaat tussen aanhalingstekens. Het citaat begint altijd met een hoofdletter.
  • Orlando zei: ‘Vrijdag ga ik op vakantie.’
  • De docent vroeg: ‘Wie wil het eerst zijn presentatie houden?’


Slide 3 - Diapositive

Theorie
Als het citaat vooraan in de zin staat, gebruik je geen dubbele punt:
  • ‘Vrijdag ga ik op vakantie’, zei Orlando. (Let op: na het citaat en het aanhalingsteken komt een komma.)
  • ‘Wie wil het eerst zijn presentatie houden?’ vroeg de docent. (Let op: na een vraag- of uitroepteken in het citaat komt er geen komma.)

Als je iemands woorden niet letterlijk overneemt (indirecte rede), gebruik je geen aanhalingstekens.

  • Orlando zei dat hij vrijdag op vakantie gaat.




Slide 4 - Diapositive

Bekijk het stripje. Maak de zinnen af.
Gebruik een citaat.
De ene muis roept ...

Slide 5 - Question ouverte

Bekijk het stripje. Maak de zinnen af.
Zet de zin in de indirecte rede.
De andere muis vraagt of ….

Slide 6 - Question ouverte

Bekijk het stripje. Maak de zinnen af.
Gebruik een citaat.
… zegt de eerste muis.

Slide 7 - Question ouverte

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.
Hoewel we op tijd vertrokken zijn kwamen we net op tijd op Schiphol aan

Slide 8 - Question ouverte

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.
De straat is afgezet want door de storm is een boom omgewaaid

Slide 9 - Question ouverte

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.
De zanger vertelde vanavond treed ik op in Rotterdam en morgen in Berlijn

Slide 10 - Question ouverte

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.
Zullen we volgend jaar naar Finland op vakantie gaan vroeg mijn vader

Slide 11 - Question ouverte

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.
Jayden zei ik ben in Willemstad geboren maar ik woon al tien jaar in Nederland

Slide 12 - Question ouverte

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.
De douanier vroeg of we nog iets aan te geven hadden

Slide 13 - Question ouverte

Lees de volgende zinnen:
a Elmer vroeg: ‘Jonas, lust jij spruitjes?’
b ‘Elmer,’ vroeg Jonas, ‘lust jij spruitjes?’

Leg uit wat het verschil in betekenis is tussen zin a en zin b.

Slide 14 - Question ouverte

Aan de slag
H1 Leestekens opdracht 2, 3, 7,  9

Slide 15 - Diapositive