Zinsontleding

Zinsdelen en zinsontleding
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Zinsdelen en zinsontleding

Slide 1 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 2 - Question ouverte

Wat is de PV in de zin:
Jan haalt een kaas op de markt in Gouda.

Slide 3 - Carte mentale

Wat is het gezegde in de zin:
De leraar is tijdens de les niet op komen dagen.

Slide 4 - Carte mentale

Zoek het onderwerp (o).

Wie of Wat + de persoonsvorm.

Onderwerp
Zin                                          Wie / Wat +pv    Onderwerp
Wij gaan brood kopen. → Wie gaan? →     Wij
 

Slide 5 - Diapositive

Wat is het onderwerp?

Mevrouw Toledo en meneer Vriesema leggen het onderwerp uit.
A
Mevrouw Toledo
B
Mevrouw Toledo en meneer Vriesema
C
meneer Vriesema
D
het onderwerp

Slide 6 - Quiz

Wat is het o uit onderstaande zin?

De jongens gooiden sneeuwballen tegen de ramen.

Slide 7 - Question ouverte

Onze kat had een muis gevangen.
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
onze kat
B
had
C
een muis
D
had gevangen

Slide 8 - Quiz

De tamme grasparkiet vliegt door de kamer.

Het onderwerp is:

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Vidéo

Wat is de eerste stap van zinsontleding?

Slide 11 - Question ouverte

Gisteren vertelde Alfred aan de kinderen een droevig verhaal.

Eerste stap?!

Slide 12 - Diapositive

Stappenplan zin ontleden
1. Zoek de persoonsvorm.
Zet een streep voor en achter de persoonsvorm.
2. Zoek het gezegde. Zet ook hier een streep voor en achter.
3. Welk stukje kan ik voor de persoonsvorm plaatsen?
4. Zet daar strepen omheen, want ook dat is een zinsdeel.
5. Stel jezelf de vraag: wie/wat + wg + o. Zo vind je het lijdend voorwerp. Een LV begint NOOIT met een voorzetsel. 

Slide 13 - Diapositive

Welke zin is goed in zinsdelen opgedeeld?

A
De leerlingen /hebben gisteren/ een kahoot /gemaakt
B
De leerlingen/ hebben /gisteren een kahoot /gemaakt
C
De leerlingen/ hebben/ gisteren/ een kahoot /gemaakt
D
De/ leerlingen/ hebben /gisteren/ een / kahoot/ gemaakt

Slide 14 - Quiz

Ontleed de volgende zin: Aan het einde van de les kan iedereen zinnen ontleden!

Slide 15 - Question ouverte

Wat heb je geleerd?

Slide 16 - Carte mentale