Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Schrijfvaardigheid
Een stukje theorie
Zinnen begrenzen.
Slide 1 - Diapositive
sommige teksten zijn lastig te lezen omdat de schrijver geen leestekens gebruikt weet jij waar punten en komma's horen en waar eindigt een zin nou precies
Slide 2 - Diapositive
Sommige teksten zijn lastig te lezen omdat de schrijver geen leestekens gebruikt weet jij waar punten en komma's horen en waar eindigt een zin nou precies (typ alles over en plaats leestekens waar nodig)
Slide 3 - Question ouverte
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Een komma
Gebruik je:
Vóór een woordje zoals omdat, daarom, maar (voegwoord)
Ik ga naar huis, maar hij blijft nog even.
Ik heb het koud, omdat ik geen jas aan heb.
Slide 8 - Diapositive
Een komma
Gebruik je ook tussen twee persoonsvormen.
Als ik ga zwemmen, neem ik een handdoek mee.
Slide 9 - Diapositive
Een komma
Gebruik je ook bij delen van een opsomming:
Ik houd van pizza, patat, Indiaas en Italiaans eten.
Wanneer je typt, doe je eerst een komma en daarna een spatie!
Slide 10 - Diapositive
Zinnen begrenzen:
even oefenen
Slide 11 - Diapositive
Politie bij hen in de straat erger nog bij hun huis stond een politiebusje bij de deur stond een spierbundel in uniform de wacht te houden zoals een beveiliger bij een coffeeshop
Slide 12 - Question ouverte
Politie!
Bij hen in de straat. Erger nog, bij hun huis stond een politiebusje. En bij de voordeur stond een spierbundel in uniform de wacht te houden, zoals een beveiliger bij een coffeeshop.
Slide 13 - Diapositive
Beschrijf in een paar zinnen wat je gister hebt gedaan toen je uit school kwam.
Slide 14 - Question ouverte
Beschrijf in een paar zinnen wat je vanochtend als eerste deed toen je opstond.
Slide 15 - Question ouverte
Tip
Lees jouw tekst eens door alsof je hem voorleest aan een ander.
Dan hoor je als het goed is pauzes vallen.
Waar de pauzes vallen, plaats je een punt of een komma.
Komma: voor voegwoorden!
Slide 16 - Diapositive
punt of komma?
Een komma zet je voor voegwoorden: maar, omdat, want, hoewel, zodat, aangezien.
Als de volgende zin ergens anders over gaat, dan gebruik je een punt.
Start een zin liever niet met een voegwoord.
Slide 17 - Diapositive
Pak de tekst van gister erbij
(klachtenbrief).
Lees hem in je hoofd eens voor aan jezelf.
Ga op zoek naar zinnen die misschien te lang zijn.
Pas ze aan, begrens ze opnieuw.
timer
5:00
Slide 18 - Diapositive
Opdracht:
Kies één van de volgende stellingen en geef kort jouw mening (100 woorden).
Inleiding: leuk inleiden en stelling noemen (geen argumenten)
Argument 1: met uitleg en voorbeeld(en)
Argument 2: met uitleg en voorbeeld(en)
Slot: vat samen
Er moeten telefoonvrije dagen komen.
Klassen moeten uit maximaal 10 leerlingen bestaan.
Als een leerling in quarantaine zit, moet diegene elke dag door een klasgenoot gebeld worden.
Klaar? Check of je de zinnen goed begrensd hebt en laat je buurman/buurvrouw ook checken.