3H - 107
1 / 19
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
De massa van een bal is 2,00 kg
De zwaartekracht op de bal is:
De zwaartekracht op de bal is:
A
4,91 N
B
4,91 kg
C
19,6 N
D
19,6 kg
Slide 7 - Quiz
Een steen heeft een massa van
11600 gr, hoe groot is de zwaartekracht?
11600 gr, hoe groot is de zwaartekracht?
A
11,6 N
B
113,80 N
C
116 N
D
113796 N
Slide 8 - Quiz
Een brommer weegt 921 N.
Hoe groot is de massa?
Hoe groot is de massa?
A
93,9 kg
B
921 N
C
9,0 N
D
9035 N
Slide 9 - Quiz
Stelling:
Hefbomen hebben altijd een draaipunt.
Hefbomen hebben altijd een draaipunt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Welke bewering over hefbomen is juist?
A
De kracht is het grootst bij de korte kant van de hefboom
B
De kracht is even groot bij de korte en de lange kant van de hefboom
C
De kracht is het grootst bij de lange kant van de hefboom
Slide 11 - Quiz
In een takel zitten meerdere katrollen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
De takel hiernaast wordt gebruikt om iets op te tillen.
Stel de werkkracht is 1200 kN.
Wat is benodigde spierkracht?
Stel de werkkracht is 1200 kN.
Wat is benodigde spierkracht?
A
100 kN
B
200 kN
C
300 kN
D
600 kN
Slide 13 - Quiz
Je ziet drie takels.
Hoe zit het met het aantal katrollen en de spierkracht?
Hoe zit het met het aantal katrollen en de spierkracht?
A
Bij takel a moet je 3x zo veel spierkracht leveren om de last op te tillen
B
Bij takel b moet je 4x minder spierkracht leveren om de last op te tillen.
C
Bij takel c moet je 7x minder spierkracht leveren om de last op te tillen
D
Bij takel a moet je 4x minder spierkracht leveren om de last op te tillen
Slide 14 - Quiz
Hoe groot is F?
A
300 N
B
150 N
C
100 N
Slide 15 - Quiz
Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte
Slide 16 - Quiz
Een druk van 10 Pa is even veel als een druk van ..
A
100 N/m2
B
10 N / m2
C
10000 N / m2
D
0,01 N/m2
