De DSM-5 QUIZ

De DSM-5 QUIZ
A.Tekle
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
VpkMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

De DSM-5 QUIZ
A.Tekle

Slide 1 - Diapositive

Doel 
  • Je kunt de twintig categorieën van de DSM-5 van elkaar onderscheiden.
  • Je kunt de kenmerken van de verschillende psychische stoornissen ordenen onder de twintig categorieën van de DSM-5.

Slide 2 - Diapositive

De DSM-5 is opgesteld door wetenschappers en psychiaters om een poging te doen normaal van abnormaal te onderscheiden.
Waar of niet waar? 

Slide 3 - Diapositive

DSM staat voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders.

Eens of oneens?

Slide 4 - Diapositive

Als verpleegkundige is het handig om de psychische functies te kennen om gericht te kunnen observeren en rapporteren.
Wat wordt bedoeld met affectieve functies?
en 
cognitieve functies? 
timer
2:00

Slide 5 - Diapositive

Wat is  psychopathologie?
timer
1:00

Slide 6 - Diapositive

Uit hoeveel hoofdcategorieën bestaat de DSM 5? 
Benoem paar voorbeelden.
timer
0:30

Slide 7 - Diapositive


Neurale ontwikkelingsstoornissen
Schizofrene spectrum- en andere psychotische stoornissen
Bipolaire - en verwante stoornissen
Depressieve stoornissen
Angststoornissen
Obsessief-compulsieve - en aanverwante stoornissen
Trauma- en aan een stressbron gerelateerde stoornissen
Dissociatieve stoornissen



Somatische symptoom - en aanverwante stoornissen
Voedsel - en eetstoornissen
Uitscheidingsstoornissen
Slaap-/waakstoornissen
Seksuele disfuncties
Geslachtsidentiteit dysforie
Storend gedrag, gebrekkige impulsbeheersing en gedragsstoornissen
Stofgerelateerde en verslavingsstoornissen
Neurocognitieve stoornissen
Persoonlijkheidsstoornissen
Seksuele afwijkingen
Bewegingsstoornissen
 kunnen behoeven.

Slide 8 - Diapositive

De DSM-5 noemt tien persoonlijkheidsstoornissen, verdeeld over drie clusters:
A,B en C.
Wat weet je over cluster B?
timer
2:00

Slide 9 - Diapositive

Cluster A
 (zonderling, excentriek)

  • paranoïde (onder andere achterdochtig en vijandig)
  • schizoïde (onder andere sociaal teruggetrokken en met ingeperkt gevoelsleven)
  • schizotypisch (onder andere excentriek, heeft ongewone waarnemingen en eigenaardige overtuigingen)

Slide 10 - Diapositive

Cluster B
(dramatisch, emotioneel, grillig)
  • antisociaal (onder andere vijandig, manipulerend, roekeloos en onverantwoordelijk)
  • borderline (onder andere emotioneel labiel, impulsief, onderdanig en agressief)
  • histrionisch (sterk overdreven tonen van emoties, veel en opvallend vragen om aandacht)
  • narcistisch (onder andere grandioze ik-zucht, manipulerend, theatraal en hardvochtig)

Slide 11 - Diapositive

Cluster C
(angstig)
  • vermijdend (onder andere zorgelijk, pessimistisch, met verlatingsangst en lage eigenwaarde, vermijdt risico's, intimiteit en sociale betrokkenheid)
  • afhankelijk (onder andere onderdanig, zorgelijk en met verlatingsangst)
  • dwangmatig (onder andere perfectionistisch, rigide, ordelijk, met lage eigenwaarde en ingeperkt gevoelsleven)

Slide 12 - Diapositive

Literatuur learnbeat:

8.4 Psychische stoornissen en gedragsstoornissen.
les en maak test je kennis. 

Slide 13 - Diapositive