HS 1.3 Lezen - Leestrategieën en tekstverbanden

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

2. Elke alinea gaat over
een ander deelonderwerp

1. waar
2. niet waar

HS 1.3 Lezen

Leesstrategieën en tekstverbanden

1. Je leest in je agenda welke stof je moet leren voor een proefwerk.
Je leest zoekend.

1. waar
2. niet waar

3. "Ondertussen" is een
voorbeeld van een opsommend
tekstverband.

1. waar
2. niet waar

4. Met andere woorden is
een voorbeeld van een uitleggend
tekstverband

1. waar
2. niet waar

5. Waarnaar kijk je het eerst als je wilt weten wat het onderwerp van een tekst is?

1. de titel en de tussenkopjes
2. de tussenkopjes en het slot
3. de inleiding en het slot
4. de titel en de inleiding

6. Hoe is een alinea meestal opgebouwd?

1. vetgedrukt met een tussenkopje erboven
2. uit maximaal 8 regels
3. uit een kernzin met een uitleg of uitwerking

7. In welke tekstsoort worden argumenten gebruikt?

1. in een informerende tekst
2. in een betoog (overtuigend)
3. in een amuserende tekst
4. in een activerende tekst

8. Wat is een signaalwoord?

1. geeft het tekstverband aan tussen twee zinnen of twee alinea’s
2. geeft aan dat je bijna aan het einde van de tekst bent
3. verwijst naar iets wat eerder genoemd is of nog moet komen

9. Wat is een verwijswoord?

1. verwijst naar de titel van de tekst
2. verwijst naar iets wat eerder genoemd is of nog moet komen.
3. geeft het tekstverband aan tussen twee zinnen of twee alinea’s

dpxvouje08nzg.cloudfront.net

Welke leesstrategieën
zijn er nog meer?

Zoekend lezen

In een tekst zoeken naar het antwoord op een vraag.

Nauwkeurig lezen

• Lees de tekst aandachtig, zin voor zin.

• Let op de informatie die inleiding en slot geven.

• Wat is het belangrijkste dat over het onderwerp wordt gezegd?

• Stel de betekenis vast van belangrijke moeilijke woorden.

• Kijk wat het verband is tussen tekstdelen.

Studerend lezen

Een tekst lezen om de informatie te onthouden.

Tekstverbanden

Welke ken je nog?

Welke signaalwoorden horen erbij?

Zie de lijst onder Tekstverband 1 (HS 1.3)

NIEUW: vergelijkend tekstverband

Tekstverband dat een vergelijking
tussen zinnen of alinea's aanduidt.

Mijn moeder is net zo sportief als mijn nicht Tessa.

EINDE LES 1

Tekstdoelen

Tekstdoelen: informeren, overtuigen, activeren, amuseren

Noem bij iedere tekstsoort een tekstvorm

Titel en ondertitel - les 2

> noemt soms letterlijk het onderwerp

> geeft er bijna altijd wel een aanwijzing over

Ondertitel / boventitel:

> verduidelijkt waar de tekst over gaat.

Onderwerp

Om het onderwerp van de tekst te vinden, heb je meestal genoeg aan de titel(s) en de eerste alinea.

Hoofdgedachte

>> het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt. 

Waar vind ik de hoofdgedachte?

>> in de inleiding of in de slotalinea

>> soms moet je de informatie uit beide alinea’s combineren.

EINDE LES

Moeilijkewoordenwijzer

1. Heb je het woord echt nodig om de tekst te begrijpen?

2. Kun je de betekenis afleiden uit de tekst
in de buurt van het woord (context) ?

Hoe doe je dat?

3. Niet in uit de tekst te halen?
Zoek het op in het woordenboek

Betekenis zoeken in de tekst

• Kijk of de schrijver een omschrijving van het woord geeft of een voorbeeld of een synoniem dat je wél kent.

• Kijk of in de context informatie staat die een aanwijzing geeft over de betekenis. Bijvoorbeeld een woord dat het tegengestelde betekent. Of een zin die je op een idee brengt.