Nieuwsbegrip ISS

Wat weet jij over de ruimte?
1 / 23
suivant
Slide 1: Carte mentale
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Wat weet jij over de ruimte?

Slide 1 - Carte mentale

Wat weet jij over het ruimte station ISS?

Slide 2 - Carte mentale

Doel
  • Je weet dat een verwijswoord verwijst naar een ander woord, een groepje woorden of een zin uit de tekst. 
  • Je kunt achterhalen waar een verwijswoord naar verwijst.
  • Je weet dat een signaalwoord een verband tussen zinnen aangeeft.

Slide 3 - Diapositive

Je leert wat verwijswoorden zijn.
Een verwijswoord is een kort woord dat wijst naar een ander woord of groepje woorden.

De groene auto, die daar staat, is van Nienke.
Het hok, waarin de hond zit, is kapot.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Vidéo

verwijswoorden zijn:
- ik, hij, haar, ons, jullie......
- mijn, jouw, zijn, onze...........
- die, dit, dat, deze.............
- waarnaar, daarop, ermee, daarin, waarin............
Controleer altijd of het klopt. Schrijf in de plaats van het verwijswoord het echte woord of groepje woorden.

Slide 7 - Diapositive

Wat is in deze zin het verwijswoord?
Paul wil graag zwemmen, maar hij heeft geen zwembroek.

Slide 8 - Question ouverte

Waarnaar verwijst 'hij'?
Paul wil graag zwemmen, maar hij heeft geen zwembroek

Slide 9 - Question ouverte

Wat is in deze zin het verwijswoord?
Meral leest een boek, dat erg spannend is.

Slide 10 - Question ouverte

Waarnaar verwijst 'dat'?
Meral leest een boek, dat erg spannend is.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is in deze zin het verwijswoord?
Hier heb je de sleutel, waarmee je de deur kunt openen.

Slide 12 - Question ouverte

Waarnaar verwijst 'waarmee'?
heb je de sleutel, waarmee je de deur kunt openen.

Slide 13 - Question ouverte

0

Slide 14 - Vidéo

lesdoel:
We leren wat signaalwoorden (let op! woorden) in een tekst zijn en waarom je daarbij op moet letten.

Slide 15 - Diapositive

Onze hond is doodgegaan, omdat hij erg ziek was.
signaalwoord=  omdat

na het woord omdat wordt uitgelegd waarom de hond is doodgegaan. 
Je kunt vragen:  waarom is de hond doodgegaan?

Slide 16 - Diapositive

ik kan niet komen, want ik ga een puppy kopen.
signaalwoord = want

na het woord want wordt ook iets uitgelegd over het eerste deel van de zin.
Je kunt vragen:  waarom kan ik niet komen?

Slide 17 - Diapositive

Als de hond moe is, gaat hij lekker slapen.
Als je huisdier doodgaat, ben je erg verdrietig
signaalwoord = als

Zie je het woord als in een zin dan lees je wat er daarna gebeurd.

Slide 18 - Diapositive

signaalwoorden zijn dus erg belangrijk!
Als je signaal woorden (let op! woorden) leest in een tekst moet je goed opletten je weet dan dat er in het tweede stukje van de zin iets verteld wordt over het eerste stukje. Als je dat mist, begrijp je de tekst niet.

Als je daar wel goed op let, kun je de tekst makkelijker lezen en begrijpen!

Slide 19 - Diapositive

signaalwoorden
  • omdat
  • want
  • als
  • maar

Slide 20 - Diapositive

Denkdemonstratie II
Terwijl juf de tekst voorleest gaan jullie  in het stukje 'Het ruimtestation ISS' op zoek naar verwijswoorden en signaalwoorden.
Onderstreep deze woorden.

Slide 21 - Diapositive

Groepje I
Groep I gaat samen met juf het werkblad opdracht 1, 2 en 3 maken.

Klaar: 

Kinderen: Pepijn, Osama, Ruben, Timo, Milan en Elena

Slide 22 - Diapositive

Ga naar Begrijpend Lezen
WE BEGINNEN MET OPGAVE 0 F

Slide 23 - Diapositive