B2A Herhaling Over Taal Blok 4 5 en 6

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

de vragen 

Over Taal

Klik op de link in de volgende slide en 

oefen de woorden met Quizlet.

Doe dit 10 minuten.

Je krijgt hier straks vragen over.

https:

vroegere =

1. begrippen
2. eerdere
3. waarderen
4. aantonen

woorden =

1. begrippen
2. eerdere
3. behouden
4. verrichten

eraan beantwoorden =

1. voldoen aan
2. afwisselend
3. waarderen
4. aantonen

steeds anders =

1. begrippen
2. afwisselend
3. behouden
4. verrichten

Welke taken mag je ..... als je stage loopt bij Ikea?

1. begrippen
2. afwisselend
3. behouden
4. verrichten

Je kunt een ... krijgen voor de reiskosten.

1. positie
2. vergoeding
3. effect
4. achtergrond

Je mag .... iets lekkers uitdelen als je jarig bent.

1. positie
2. voorwerp
3. uiteraard
4. achtergrond

Wat is het voorvoegsel bij dit woord ?

onaardig

1. on-
2. -ig
3. -aard-

Wat is het achtervoegsel bij dit woord ?
betaalbaar

1. be-
2. -taal-
3. -baar

In Boxtel is een dronken egel gevonden, hij is naar het dierentehuis gebracht.

Wat is het VERWIJSWOORD in deze zin ?

1. egel
2. is
3. hij
4. naar

Kun jij aantonen dat je 16 bent?

aantonen betekent:

1. het verschil zien
2. bewijzen
3. vertellen
4. aangeven

Welk woord past in de zin?
'Wij ... het programma voor het schoolreisje, we hebben het per mail ontvangen.'

1. zijn op de hoogte van
2. gaan ten koste van
3. onderscheiden
4. deelnemen

Welk(e) woord(en) passen in deze zin:
'De ... van mijn nieuwe iPhone valt tegen. De batterij is snel leeg'

1. klacht
2. gegeven
3. verantwoordelijkheid
4. kwaliteit

Ik vond de film net zo leuk ... het boek.

1. als
2. dan

Mijn broer is ouder ... die van jou.

1. als
2. dan

Jij bent groter ... ik

1. als
2. dan

De film is vaak beter ... het boek

1. dan
2. als

Welk woord past
bij beide
afbeeldingen ?

1. plan
2. schaal
3. kaart
4. ansicht

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.
a: huis vuil
b: huisvuil

1. huis vuil
2. huisvuil

Bah, wat is dit ___!
a: huis vuil
b: huisvuil

1. huis vuil
2. huisvuil

Leon moest invallen voor zijn zieke ___.
a: team genoot
b: teamgenoot

1. team genoot
2. teamgenoot

In het kraampje langs de weg worden streekproducten, zoals jam en ___, verkocht

a: bijen honing
b: bijenhoning

1. bijen honing
2. bijenhoning

Van de nectar uit bloemkelken maken
a: bijen honing
b: bijenhoning

1. bijen honing
2. bijenhoning

De winkelier liet een ____ maken, nadat het oude was afgekeurd.
a: nieuw bouwplan
b: nieuwbouwplan

1. nieuw bouwplan
2. nieuwbouwplan

Lativa begon te huilen als een ___, toen ze haar telefoon kwijt was.
a: klein kind
b: kleinkind

1. klein kind
2. kleinkind

Dit boek is geen werkboek, je mag er dus niet ___.
a: in schrijven
b: inschrijven

1. in schrijven
2. inschrijven

Welk woord is goed geschreven?
a: fotoonderschrift
b: foto-onderschrift
c: fotoönderschrift

1. fotoonderschrift
2. foto-onderschrift
3. fotoönderschrift

Verbind de woorden met de juiste betekenis.

precies

zeker weten

vast en zeker

gelegenheden

vanzelfsprekend

mogelijkheden

exact

gegarandeerd

uiteraard

absoluut

Verbind de woorden uit de tekst met de juiste betekenis.

zorgen dat iest er niet kwam

bedrag

voor een doel geschikt maken

twee keer zoveel wordt

vermoedelijk

geeft

vermeden

waarschijnlijk

tarief

biedt

aanpassen

verdubbelt

Goed bezig!